Willy van Lagen schrijft verhalen om het leven te delen
Willy van Lagen-van ’t Sant uit Harskamp werkt in de zorg, maar geniet er ook van om verhalen te schrijven. „Ik vind het fijn om een leeg blad voor me te hebben en gewoon te beginnen.”
Van Lagen (1964) begon haar werkzame leven in een particulier verzorgingshuis in Zeist. Daarna werkte ze bij De Rozelaar in Barneveld met mensen met een verstandelijke beperking. Na de geboorte van haar twee kinderen is ze er een tijd uit geweest, maar nu verzorgt ze in een verpleeghuis de dagbesteding voor mensen met dementie. „Dat is heel zinvol werk waar ik veel voldoening uit haal.”
Waarom bent u met het schrijven van verhalen begonnen?
„Het is een hobby. In januari, midden in de winter, waren mijn man en de kinderen thuis in verband met de lockdown. Ik vond het fijn om ’s middags met een leeg blad voor mijn neus heerlijk te gaan schrijven. Ooit heb ik een workshop kinderboeken schrijven gedaan bij uitgeverij Den Hertog in Houten, maar daar is nooit een boek van gekomen. De bundel verhalen die ik nu heb geschreven is met name bedoeld voor ouderen.”
Speelde corona daarbij een rol?
„Door de lockdown konden we bijna nergens meer naartoe. Veel mensen werkten thuis, kinderen gingen niet of veel minder naar school en kwetsbare ouderen kregen bijna geen bezoek meer. De sociale contacten verminderden en de eenzaamheid nam toe. Bovendien was er veel negatief nieuws over het verloop van de coronacrisis. Veel mensen vroegen zich af hoe het verder moest. Dat was voor mij de aanleiding om iets positiefs aan te reiken. Hoe blijven we op een goede manier met elkaar in gesprek? Ik vind het belangrijk om verhalen te delen, het léven te delen. En dan niet alleen de mooie, zonnige kanten ervan, maar ook waar het schuurt. Juist als je daar eerlijk over bent geeft dat herkenning.”
Haalt u uw inspiratie uit uw werk in de zorg?
„De verhalen gaan over wat ik om mij heen, en dus ook wel op mijn werk, zie. Ik ben opgegroeid op een boerderij aan de Maas in het Land van Heusden en Altena; over die omgeving gaat het wel enigszins. De gebeurtenissen zijn herkenbaar, maar het meeste heb ik gewoon zelf bedacht; de personages bestaan niet echt.
Een van de verhalen gaat over Arie die zijn vrouw heeft verloren; er is een lege stoel in huis. Een ander verhaal gaat over Evert die hulp moet vragen omdat hij het niet meer redt om zelf zijn tuin bij te houden. De rode draad is steeds ”omzien naar elkaar”. In alle verhalen speelt buurvrouw Tineke een verbindende rol. Omdat ik graag wil dat de verhalen het gesprek op gang brengen heb ik er vragen onder gezet waarover de lezers kunnen nadenken. Bijvoorbeeld: „Hulp vragen kan lastig zijn. Hebt u dat weleens meegemaakt?” Ik probeer dan ook het positieve eruit te halen: „Viel het achteraf mee?” Hulp vragen is moeilijk, maar het kan ook mooi zijn. Het is echt geen teken van zwakte.”
Waar moet een goed verhaal volgens u aan voldoen?
„Het mag schuren, maar mensen moeten zich er wel in kunnen herkennen. Zelf vind ik het fijn als een verhaal iets overbrengt wat buiten mijn belevingswereld ligt, maar wel mijn interesse opwekt. Ik houd van verhalen die gaan over de moeiten van het leven, maar wél met hoop. Ze moeten niet uitzichtloos zijn. Daarom probeer ik in mijn verhalen altijd iets van warmte en gezelligheid te stoppen. De geur van versgebakken cake, van warme chocolademelk, hartelijkheid naar elkaar toe. Omzien naar de ander kan ook in kleine dingen zitten. Ik heb er daarom ook voor gekozen de christelijke boodschap er niet te dik bovenop te leggen, meer als een snufje zout, je kunt het proeven.”
U spreekt in de ondertitel van „een soms kille tijd.” Hoe ervaart u deze periode van corona?
„Als heel verwarrend, zeker in het kerkelijk leven. Zondag werd er gepreekt over de gemeente van Laodicea, waar sprake was van lauwheid en de mensen eigen ogenzalf maakten. Dan zie ik al die lege banken in de kerk, en dan is het ook nog zo dat we niet mogen zingen. Dat raakt me enorm. Ik kan weleens wegzinken in de grote vragen rondom corona. Maar in al die nood komt de Heere dan weer naar mij met Zijn genade. Hij roept: Wilhelmina Johanna, blijf niet in die put naar beneden kijken. Zie op Mij. Drink uit de goede Bron. Geef alles maar in Mijn doorboorde handen. Jij hoeft het niet op te lossen. Dan mag ik mijn bescheiden plaats innemen. Om me heen kijken om te zien wie er een beker koud water nodig heeft, een vriendelijk woord, een bemoediging. Zoals God ieder van ons op zijn of haar plek kan gebruiken om tot zegen te zijn.”
Boekgegevens
Omzien in coronatijd, Willy van Lagen-van ’t Sant; uitg. De Ramshoorn; 24 blz.; € 5,- (incl. envelop om te versturen)