Column (Henk Jochemsen): Wetenschap en beleid in verstrooide samenleving
Feiten en meningen worden in onze samenleving opvallend sterk vermengd. Het is een kenmerk van een tijd van verwarring en onzekerheid. We zien dit rond Covid-19.
Begrijpelijk, omdat het om een nieuw virus gaat waarvan het gedrag nog niet geheel duidelijk is: hoe gaat de verspreiding en wat doet het in geïnfecteerde mensen? Wetenschappelijk onderzoek heeft veel opgehelderd, maar resultaten moesten in de loop van de tijd ook worden bijgesteld. Verwarrend voor mensen die niet bekend zijn met de wetenschappelijke praktijk.
Maar de kritiek op bevindingen van wetenschap gaat nu veel verder dan, ruwweg, voor de eeuwwisseling. Er lijken een groter wantrouwen jegens wetenschapsbeoefening en een grotere gevoeligheid voor ”alternatieve feiten” te zijn. Kritiek op de wetenschappelijke consensus vindt bij sommige groepen gretig gehoor en wordt omgezet in een omvattende kritiek op overheden en wetenschapsinstituten – een soort complottheorie.
Ik heb op YouTube heel wat video’s beluisterd van geleerden en minder-geleerden die een volledig tegendraadse visie verdedigen op de epidemie en haar bestrijding en vaak ook op de vaccins. Dat is ieders goed recht en niet iedere kritiek mag als ”complottheorie” weggewuifd worden. Soms zit er ook een waarheidselement in. Toch is mijn indruk dat vaak één specifiek inzicht, bijvoorbeeld dat de immuunreactie op de vaccins de algemene afweer zou verzwakken, zó wordt benadrukt dat andere gegevens uit het zicht verdwijnen. Bovendien tekenen dergelijke kritische beschouwingen veelal geen verzet aan tegen een overschatting van de wetenschap, wat altijd nodig is. Ze behelzen eerder een vertrouwen in de wetenschap van andere mensen en groepen dan de nu dominante (met alle discussies daarbinnen). Uit onderzoek is bekend dat emoties, hoop en angst, een belangrijke rol spelen bij het aanvaarden van wat als feit wordt gepresenteerd, ongeacht of dat klopt of niet (Tali Sharot, 2017).
De huidige polarisatie komt voort uit enkele fundamentele veranderingen die vanaf de jaren 60 van de vorige eeuw in onze cultuur hun beslag kregen. Kort door de bocht gezegd: moraal (opvattingen over goed en kwaad) werd een kwestie van emotie, en kennis een manifestatie en instrument van macht. Wat voor het individu goed voelt, is voor die persoon moreel goed. Deze visie leidt onvermijdelijk tot versnippering van opvattingen over het goede (samen)leven. Dominante groepen bepalen vervolgens de publieke moraal. Mensen die zich tekortgedaan voelen, verenigen zich en vragen aandacht voor hun zaak – de oorsprong van identiteitspolitiek. Kennis is macht, wetenschappelijk-technische kennis stelt in staat de werkelijkheid te beheersen. Al blijkt bij de Covid-19-epidemie die beheersing toch echt geringer dan we meenden.
Universiteiten worden door het postmoderne denken beschouwd als belichamingen van de macht van dominante maatschappelijke groepen. De kennis die ze produceren, staat in dienst van die groepen, zo stelt men. Kennis uit de universiteiten en kennisinstituten wordt gewantrouwd omdat men die instituten wantrouwt. De recente absurde beschuldigingen van de directeur van het RIVM vormen hierin wel een triest dieptepunt.
Wetenschappelijke theorieën kritiseren, is onderdeel van de voortgang in de wetenschap. Wetenschappelijke waarnemingen kunnen altijd op diverse manieren geïnterpreteerd worden en de mogelijkheid van herinterpretatie wordt nooit definitief uitgesloten. Een waterdichte scheiding tussen levensbeschouwing en feiten bestaat daarom niet. Maar niet iedere mening over wat zich in de werkelijkheid voordoet, is even juist. Het neemt ook niet weg dat wetenschap juiste, toetsbare inzichten verwerft die gericht ingrijpen in de werkelijkheid mogelijk maken. Bijvoorbeeld in het tegengaan van de Covid-epidemie. Kortom, een strikte scheiding van meningen en feiten kan niet, maar ze zorgvuldig onderscheiden, is noodzakelijk in de strijd tegen onvruchtbare verwarring.
Uiteindelijk zal wetenschappelijke kennis alleen heilzaam ontwikkeld en gebruikt kunnen worden als ze ingevoegd wordt in een boven-wetenschappelijk verstaan van waarheid, en wel de Bijbelse waarheid omtrent het goede (samen)leven.
De auteur is onderzoekshoogleraar op de Lindeboomleerstoel voor Ethiek van de zorg aan de Theologische Universiteit Kampen.