Orbán en zijn partij hebben sinds 2010 drie keer de landelijke verkiezingen gewonnen. De nationalisten danken dat succes onder meer aan de verdeeldheid binnen de oppositie. Die heeft een relatief zwakke positie doordat grote partijen in het voordeel zijn in het Hongaarse kiesstelsel.

In 106 kiesdistricten gaat de parlementszetel naar de kandidaat die de meeste stemmen krijgt en daar profiteert het grote Fidesz van. Kiezers die weinig ophebben met Orbán hadden voorheen de keus tussen allerlei oppositiekandidaten. Die kunnen daardoor maar lastig winnen van de machtige regeringspartij.

Oppositiepartijen willen nu in al die kiesdistricten een gezamenlijke kandidaat naar voren schuiven om hun winkansen te vergroten. Kiezers mogen zelf gaan beslissen wie de oppositie gaat vertegenwoordigen. De eerste ronde van de voorverkiezingen wordt in de periode 18-26 september gehouden. Er wordt dan ook een premierskandidaat gekozen.

De oppositie probeert al langer om de dominantie van Fidesz te doorbreken door meer samen te werken. Een coalitie van partijen uit alle hoeken van het politieke spectrum schoof bij lokale verkiezingen in 2019 ook al gezamenlijke kandidaten naar voren op veel plaatsen. Toen won een oppositiekandidaat ook de burgemeestersverkiezingen in hoofdstad Boedapest.