Paul Blokhuis: Voor mijn vader waren twee minuten stilte heilig
Veel kleine oorlogsmusea verkeren door de coronamaatregelen in zwaar weer. Verantwoordelijk staatssecretaris Paul Blokhuis: „Vergeet ze niet en breng ze een bezoek.”
Corona zette veel op z’n kop; tot het publiek herdenken van de oorlogsslachtoffers aan toe. Dat had ook gevolgen voor de agenda van Blokhuis. Woonde de ChristenUnie-bewindsman in 2018 en 2019 op 4 en 5 mei allerlei fysieke bijeenkomsten bij; dit jaar gaan net als in 2020 veel herdenkingen online. „Op 4 mei kan ik her en der verspreid over het land wel coronaproof bij verschillende kransleggingen zijn”, vertelt de bewindsman via een Webex-verbinding. „Vijf mei is weer voor een groot deel digitaal.”
Verdrietig vindt hij het met name voor de overlevenden, nabestaanden en de organisatiecomités. „Na de herdenking van de Slag om de Schelde in augustus 2019 en de Holocaustherdenking van januari 2020 zijn veel plannen bijgesteld of niet doorgegaan. Daarna dachten de organiserende comités: dan proberen we het in 2021 opnieuw. Niet dus. Ik heb met al die betrokkenen te doen. Ook met de hoogbejaarde overlevenden die zich afvragen: maak ik ooit nog zo’n traditionele plechtigheid mee?”
Brengt de digitalisering het einde van de klassieke herdenkingstraditie nog sneller dichterbij?
„Dat lijkt mij wat al te somber gedacht.” Nadenkend: „Nee, ik voorzie niet dat Nederlanders na corona massaal zullen zeggen: laat vanaf nu maar zitten, al die traditionele herdenkingen. Bij de 4 en 5 mei-comités zie je enorm veel energie en elan. Dat proefde je bijvoorbeeld in 2019, bij de aftrap van het 75e herdenkingsjaar. Ook bij jongeren.
Iets anders is dat we ons blijvend moeten inspannen om ook de nieuwe generaties het verhaal van de gruwelijkheden van de oorlog weer te vertellen, in welke vorm dan ook. Het is nodig dat we er allemaal van doordrongen blijven hoe belangrijk het is dat we een sociale rechtstaat hebben in Nederland. Voor mijn vader waren de twee minuten stilte op 4 mei een heilig ding. Als kleine jongen keek ik met mijn broers door het raam van het ouderlijk huis om te controleren of alle automobilisten toch wel het fatsoen konden opbrengen om te stoppen. Ik hoop en verwacht dat dat besef blijft bestaan.”
Van de tachtig Nederlandse oorlogsmusea verkeert een flink deel in zwaar weer, omdat hun bezoekersinkomsten ruim een jaar zijn weggevallen. Is die nood op het ministerie bekend?
„Zonder meer, maar de polsstok van de overheid is natuurlijk niet onbeperkt. Het Nationaal Fonds voor Vrede, Vrijheid en Veteranenzorg en mijn ministerie hebben in 2020 elk één miljoen euro overgemaakt aan coronanoodsteun. De eerlijkheid gebiedt wel om daarbij te zeggen dat die hulp alleen was bestemd voor de tien grootste oorlogsmusea en voor de vijf herinneringscentra: kamp Westerbork, kamp Vught, kamp Amersfoort, het Oranjehotel en het Indisch Herinneringscentrum/Sophiahof. Dat is in lijn met het bredere coronanoodsteunbeleid. Bovendien kampen deze instanties met de zwaarste exploitatielasten, zoals het onderhoud en het beheer van de gebouwen en de personeelsstaf. Als deze infrastructuur onder onze Nederlandse herdenkingscultuur zou wegvallen, is dat een ramp.
Wat al die kleinere musea betreft; misschien mag ik van de gelegenheid gebruik maken iedereen aan te sporen zo’n instelling te bezoeken, zodra dat weer veilig kan. De redenering: „Als er geen mensen naar toegaan is er blijkbaar geen markt voor” is mij echt te plat. Elk bezoek aan een oorlogsmuseum is een goede investering. Laat de mensen zichzelf en hun kinderen alsjeblieft op de hoogte blijven stellen van wat er in de Tweede Wereldoorlog is gebeurd.”
Zijn er in uw familiegeschiedenis voorvallen geweest waar u op 4 en 5 mei speciaal aan denkt?
„Ja, 4 en 5 mei hebben voor mij een extra dimensie omdat in het ouderlijk gezin van mijn vader twee joodse onderduikkinderen zijn geweest. Een van de twee, Max, die later is verhuisd naar New York, heeft tot 1946 bij hen gewoond. Ik heb hem een paar keer ontmoet. Allebei zijn ouders zijn in Auschwitz omgebracht. Bij de herdenking denk ik altijd speciaal aan hem. Een oom van Max had zijn ouders beloofd: ik zal later voor hem zorgen. En dus kwam hij hem na de oorlog ophalen. Met de fiets. Maar Max wilde niet mee, hij wilde bij zijn nieuwe gezin blijven wonen. Mijn vader heeft weleens verteld dat hij zich uit wanhoop van die fiets liet vallen, maar het moest. Oom had het beloofd.
Na hun overlijden zijn mijn beide grootouders nog postuum onderscheiden voor hun moed. Mijn vader, zijn zus en zijn twee broers hebben toen de Yad Vashem-oorkonde en -medaille in ontvangst mogen nemen. Tijdens onze huwelijksreis naar Israël zijn mijn vrouw en ik bij de Yad Vashem-muur geweest, waarin ook hun namen staan. Toen ik die zag, werd ik vervuld met dankbaarheid.”
Een van de dossiers uit uw portefeuille betreft de Indische kwestie. Bent u tevreden over wat u voor de Indische gemeenschap tot stand hebt gebracht?
„In 2015 spraken mijn ambtsvoorganger Martin van Rijn en het Indisch Platform de backpayregeling af. Wie in de oorlogsjaren als militair of ambtenaar voor de Nederlandse overheid werkte, kon een eenmalige uitkering van 25.000 euro krijgen. Ter compensatie voor de salarissen die toen niet zijn uitgekeerd. Eerst was daar Kamerbreed waardering voor, later ontstond er toch weer discussie. Hoe kan het dat die tegemoetkoming maar 600 keer is uitgekeerd, terwijl de Sociale Verzekeringsbank van 1000 was uitgegaan? Waren de voorwaarden niet te streng? Ik heb daarover pittige debatten gevoerd met de Kamer en daar werd de vraag gesteld of de backpayregeling ook niet voor de weduwen van de al overleden militairen en ambtenaren had moeten worden opengesteld. Op 8 december zei de Kamer uiteindelijk unaniem: Kabinet, zoek uit of en zo ja, hoe dat te regelen is.
Een onderzoeksbureau moet ons nu antwoord geven op belangrijke vragen, zoals: Hoe krijgen we die weduwen in beeld? Moeten mensen kunnen aantonen dat ze getrouwd zijn geweest? Moeten ze met terugwerkende kracht kunnen aantonen dat hun partner een bepaalde functie heeft gehad? Ik zie beslist een paar complicaties opdoemen bij de bewijslast, maar problemen zijn er om op te lossen. Natuurlijk rijst straks onvermijdelijk de vraag: Hoe gaan we dat financieel regelen? Gelukkig stemden op 8 december ook de coalitiepartijen voor. Er is dus heel massieve steun om daar serieus naar te kijken. Daarna is de politiek weer aan zet. Ik ga ervan uit dat de uitvoering op het bordje komt van het nieuwe kabinet, maar als we als Rutte III nog lang demissionair zijn, vind ik dat we er niet te veel tijd mee moeten verspelen. Dan pakken wij het op.”
Stel, de weduwen krijgen hun uitkering. Is dan de kwestie afgesloten?
„Ik heb herhaaldelijk gezegd: we doen het boek niet dicht, maar we willen een bladzijde omslaan en ook naar de toekomst kijken. Dat verklaart het feit dat we deze kabinetsperiode voor de Moluks-Indische gemeenschap ook nog 20 miljoen extra beschikbaar hebben gesteld om te investeren in de versterking van hun identiteit. Op hun verzoek gaan we dat vooral besteden aan educatie. Binnen en buiten de school moet de geschiedenis van voormalig Nederlands-Indië voor zoveel mogelijk mensen tot leven worden gebracht. We beogen dat daarmee de kennis over en het begrip voor de Indische gemeenschap verder wordt vergroot.”
Als bewindsman trok u van de ene herdenking naar de andere. Bent u opgelucht als straks uw opvolger is geïnstalleerd?
„Nee, want de portefeuille Oorlogsgetroffenen en herinnering Tweede Wereldoorlog is een heel interessante en indrukwekkende, met bijzondere hoogtepunten zoals het bijwonen van de International Holocaust Remembrance met de koning in Israël. Wat overheerst, is dat ik het een eer vond om samen met de slachtoffers, de nabestaanden, de vrijwilligers en de professionals te werken aan het verder vertellen van het oorlogsverhaal. Als ik ooit nog een keer mee doe in een kabinet, dan neem ik die taken graag opnieuw weer op me.
Dat neemt niet weg dat er ook moeilijke momenten zijn geweest. Kort na het overlijden van onze jongste dochter in 2018 was ik in Kamp Vught, bij de herdenking van de kindertransporten naar Sobibor. Vlak voordat ik mijn toespraak mocht houden en een krans mocht leggen, viel mijn oog op de vier zuilen met de Davidssterren tegenover mij. Daaronder staat de tekst: „Het kind is er niet … en ik, waar moet ik heen!” Dat gaat zo intens diep. Bij de Dodenherdenking op de Dam in dat jaar had ik zo’n zelfde ervaring. Het orkest begon te spelen en ik herkende de klanken van Bachs ”Bist Du bei mir”, over iemand die zich in zijn laatste momenten vastklemt aan God. Ik moest me vermannen en tegen mezelf zeggen: Nu ga jij even op je tanden bijten en die krans leggen. Uit eerbetoon voor al die mensen die in de oorlog gestorven zijn.”
Kabinetsinvesteringen ter herinnering WO II
Het kabinet heeft de afgelopen periode 54,2 miljoen euro geïnvesteerd in de sector van musea en centra die de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog levend moeten houden. Bijna 25 miljoen daarvan is beschikbaar gekomen vanwege 75 jaar vrijheid. Het Mondriaanfonds kreeg in dat kader bijvoorbeeld 15 miljoen voor het moderniseren van een aantal oorlogsmusea, historisch onderzoek en het digitaal ontsluiten van bronnen en archieven van de Tweede Wereldoorlog. Staatssecretaris Blokhuis gaf verder een extra impuls van 2 miljoen voor educatieve projecten vanwege de viering van het 75e bevrijdingsjaar.
De kampen Amersfoort, Vught en Westerbork kregen elk 1 miljoen om uit te breiden; het Oranjehotel in Scheveningen en het Indisch museum Sophiahof kregen elk een half miljoen. Er is 6 miljoen uitgetrokken voor het Nationaal Holocaust Namenmonument en 1 miljoen voor de Auschwitz Birkenau Foundation, voor de onderhoudswerkzaamheden en het behoud van alle authentieke overblijfselen van het voormalige concentratie- en vernietigingskamp. De herinneringscentra en de tien grootste oorlogsmusea ontvingen in totaal 1 miljoen coronanoodsteun. Voor een educatieproject van de Anne Frankstichting was ruim 9 ton beschikbaar. Er is ruim 20 miljoen euro uitgetrokken voor het versterken van de identiteit van de Indische gemeenschap.