Aap-mens-embryo’s: vermengen genetisch materiaal gevaarlijk
Wetenschappers hebben recent apenembryo’s gekweekt met menselijke cellen. Het vermengen van menselijk met dierlijk genetisch materiaal is problematisch, omdat het de geschapen orde ondermijnt.
Wetenschappers in China hebben er onlangs melding van gemaakt dat zij er als eersten in slaagden apenembryo’s te kweken die menselijke cellen bevatten. De onderzoekers injecteerden apenembryo’s met menselijke stamcellen en keken hoe die zich ontwikkelden. Ten minste drie van de mens-dier-hybriden (bekend als chimaera’s) bleven tot negentien dagen na de bevruchting leven.
De naam chimaera is afkomstig uit de Griekse mythologie en beschrijft een wezen met de kop van een leeuw, het lichaam van een geit en de staart van een slang. Wetenschappers gebruiken deze naam nu voor dieren die zijn samengesteld uit cellen die afkomstig zijn van twee of meer verschillende soorten. Om een chimaera te creëren, plaatsen wetenschappers cellen van de ene soort in het zich ontwikkelende embryo of de foetus van een andere. Bij het maken van chimaera’s kunnen ook cellen van twee dieren worden gebruikt, dus zonder gebruik van menselijke cellen of embryo’s.
Het menselijk lichaam bevat meer dan tweehonderd soorten cellen. De meeste cellen zijn van een bepaald type en hebben een specifieke functie. Leukocytencellen vinden en vernietigen bijvoorbeeld microben, en helpen zo het menselijk lichaam infectievrij te houden. Stamcellen hebben nog geen speciale structuur en functie gekregen. Alle gespecialiseerde cellen komen oorspronkelijk uit stamcellen. Die stamcellen gaan terug op een klein aantal embryonale cellen die tijdens de eerste paar dagen van de ontwikkeling ontstaan. Omdat er dus allerlei typen cellen uit deze embryonale stamcellen kunnen groeien, worden die graag gebruikt voor biomedisch onderzoek, en dus ook voor het ontwikkelen van chimaera’s.
Konijnen
Er zijn al eerder mens-dier-chimaera’s gemaakt. In 2003 voegden Chinese wetenschappers menselijke cellen met eicellen van konijnen samen om de eerste mens-dier-chimaera’s te maken. Een paar jaar later maakten Amerikaanse onderzoekers van de Mayo Clinic in Minnesota varkens met menselijk bloed in hun aderen en wetenschappers van de Universiteit van Nevada ontwikkelden schapen waarvan de levers en harten grotendeels menselijk zijn.
In 2017 probeerden wetenschappers van het Salk Institute in Californië de eerste embryo’s te kweken met cellen van mensen en varkens. En eerder dit jaar ontwikkelden Japanse wetenschappers een muis-mens-embryo dat tot 4 procent menselijke cellen bevatte – de meeste menselijke cellen tot nu toe van alle chimaera’s.
Problematisch
Mensen houden zich al sinds 1838 bezig met xenotransplantatie, het transplanteren van niet-menselijke weefsels of organen naar menselijke ontvangers. Het plaatsen van varkenshuid op brandwonden is een voorbeeld hiervan. En bijna honderd jaar lang hebben onderzoekers menselijk genetisch materiaal in dieren ingebracht met het doel behandelingen te ontwikkelen (bijvoorbeeld dierlijke insuline). Veel christelijke bio-ethici beschouwen dergelijk gebruik als moreel legitiem, maar enkelen geloven dat het in strijd is met de soortbarrière die door onze Schepper is ingesteld.
Het creëren van chimaera’s is echter problematischer. Zoals de Christelijke Medische en Tandheelkundige Vereniging (CMDA) uit de VS stelt, zijn er verschillende dwingende morele redenen om af te zien van het ontwikkelen van chimaera’s of hybride organismen die deels menselijk en deels niet-menselijk zijn. We behoren bijvoorbeeld geen tussenliggende soorten te creëren die menselijk en dierlijk genetisch materiaal delen. „Alle vlees is niet hetzelfde vlees; maar een ander is het vlees der mensen, en een ander is het vlees der beesten, en een ander der vissen, en een ander der vogelen” (1 Korinthe 15:38-40).
Embryonale stadium
Het vermengen van genetisch materiaal wordt moreel nog problematischer wanneer het in het embryonale stadium wordt gedaan. Terecht waarschuwen David Prentice en Chuck Donovan: „Het problematische is dat, wanneer ze zo vroeg in de ontwikkeling worden toegevoegd, de menselijke cellen overal in het zich ontwikkelende dier terecht kunnen komen. In het ergste geval kunnen de menselijke cellen in het geslachtsweefsel terechtkomen en menselijke gameten (eicellen of sperma) vormen in het lichaam van het dier. Het fokken van nieuwe levensvormen –mens-dier-hybriden– zou dan in zicht kunnen zijn, of zelfs de ontwikkeling van een dier met een grotendeels menselijk of volledig menselijk brein.”
Er zijn ook andere ethische problemen die zorgen baren. Zoals Jeffrey Keenan, president en medisch directeur van het nationale embryo-donatiecentrum, zegt: „Deze technologie loopt ook het risico het principe van geïnformeerde toestemming voor menselijke proefpersonen te schenden” en „dieren zouden zelfs menselijke infecties en ziekten kunnen oplopen, en vice versa.”
Bijbels kader
Moeten christenen dit soort onderzoek met mens-dier-chimaera’s volledig afwijzen? Bij de beslissing om zulk onderzoek wel of niet te verwerpen, dienen christenen zich goed inhoudelijk op de hoogte te stellen van de kwestie, deze informatie naast de Bijbel te leggen en vervolgens hun geweten te volgen onder leiding van de Heilige Geest.
Een eerste stap bij het toepassen van een Bijbels kader is het maken van onderscheid tussen de verschillende toepassingen van dierlijk materiaal. In 2005 zei dr. Ben Carson, toen lid van de presidentsraad voor bio-ethiek, tijdens een hoorzitting over mens-dier-chimaera’s: „Het is erg belangrijk dat we onderscheid maken tussen het gebruik van menselijke of dierlijke delen van verschillende soorten, zoals insuline, hartkleppen, dingen van die aard, en het mengen van het genetisch materiaal dat zich kan ontwikkelen. Er is een enorm verschil tussen die twee dingen en dat onderscheid moet de samenleving kennen.”
Scheppingsdoel
Een volgende stap is het bepalen welke Bijbelse beperkingen we moeten stellen aan het gebruik van dergelijke dierlijke delen. Zoals de theoloog Jordan Ballor uitlegt: „Het scheppingsdoel van dieren verschilt van dat van planten. Doordat ze delen in de ”levensadem”, zijn dieren niet te reduceren tot beesten met louter instrumentele of pragmatische waarde. Het reduceren van dieren tot voedselbron is het gevolg van de zonde (Genesis 9). Maar zelfs hier, op het dieptepunt van de zonde, blijven er grenzen aan het gebruik van dieren.
We moeten de mogelijkheid van vermenging van verschillende soorten en het ontwikkelen van mens-dier-chimaera’s als precies zo’n soort grens zien, omdat het ondermijning en schending is van de geschapen orde, die onderscheid maakt tussen planten, dieren met een ”levensadem” en mensen die in het beeld van God zijn geschapen.”
Veel christenen zullen de richting die het CMDA wijst, kunnen volgen en instemmen met sommige vormen van chimerische en hybride onderzoek en technologie die zijn ontworpen ten dienste van de mensheid. Die vormen moeten „veilig zijn en de unieke status van de mensheid niet verlagen.” En zij dienen zich te verzetten tegen chimerische en hybride onderzoek of technologie die „de menselijke natuur zoals ontworpen door God fundamenteel verandert.”
_De auteur is redacteur bij The Gospel Coalition. Bron: gospelcoalition.org