Column (Hanneke Schaap-Jonker): Boos
„Het gaat best goed met me”, mailt een collega. „Als ik me tenminste niet boos maak over alles wat met corona te maken heeft.”
Dat laatste herken ik wel. Zo heb ik me behoorlijk opgewonden over de ”code zwart” in de kinder- en jeugdpsychiatrie. Onder jeugdigen neemt psychische problematiek fors toe. Wachtlijsten lopen op. Crisisplaatsen zijn er te weinig. Het kan zomaar gebeuren dat een hulpverlener zes uur op een dag aan het bellen is om een meisje met ernstige anorexia, van wie het niet zeker is dat ze het eind van de week haalt, opgenomen te krijgen – want iedereen zit vol.
Dat zegt iets over de mislukking van de decentralisatie van de jeugdzorg. Maar het zegt ook dat een kwetsbare groep kinderen en jongeren deels de rekening betaalt van het huidige crisisbeleid. Dat je er in de politiek maar weinig over hoort, maakte me vooral boos. Iedereen die overlijdt aan Covid-19 wordt geregistreerd, maar kinderen en jongeren die als gevolg van de crisis sterven, niet. De inspectie concludeerde dat corona de situatie in de jeugdggz ernstiger heeft gemaakt, maar tot politieke verontwaardiging heeft dat niet geleid. Gelukkig komt de staatssecretaris nu met extra geld.
Boosheid is een emotie die niet op zichzelf staat. Er zit altijd een laagje onder. Angst bijvoorbeeld, of pijn. Boosheid is ook een reactie op onrecht, op pijn en het lijden van jezelf of anderen dat er niet zou moeten zijn. Boosheid is dus een signaal dat er iets mis is, en in die zin ook noodzakelijk. Boosheid is de kracht waarmee we een grens kunnen trekken („en nu is het genoeg”), waarmee we de dingen die niet goed voor ons zijn van ons af kunnen houden, en kunnen vechten voor wat goed is. Het is de kracht die ons in beweging zet om op te komen voor goedheid en rechtvaardigheid, voor verandering en herstel. Op die manier werkt boosheid productief. Het kan ook een destructieve kracht worden en veel kapot maken. Niet voor niets roept de Bijbel ons op om niet te zondigen als we boos zijn (Efeze 4:26). Boosheid op zich is niet zondig. Wat je ermee doet, kan dat wel zijn.
Soms hebben mensen geleerd dat het beter is niet boos te worden. Boosheid kan immers leiden tot verwijdering en isolatie („Ga naar je kamer!”) of het einde van relaties betekenen. Echter, boosheid die ingeslikt wordt, leidt tot somberheid en bitterheid. Ingeslikte en opgekropte boosheid kan later tot ontploffing komen. De boosheid die de ander dan over zich heen krijgt, is niet alleen de boosheid van dat moment, maar soms van jaren. Het kan ook de boosheid betreffen die eigenlijk voor iemand anders bedoeld was.
Boosheid verdient ruimte en mag onder woorden gebracht worden. Soms is het goed als daar wat heftigheid bij komt – we zijn tenslotte niet voor niets met emoties geschapen. Emotie maakt het signaal duidelijker. Toen het volk Israël rond het gouden kalf stond te dansen en de relatie met God verwoestte, ging Mozes ook niet rustig en begripvol in gesprek over de vraag of dat nu wel zo handig was. Nee, hij werd woedend en handelde daarnaar – en zijn woede was zelfs Gods woede. Niets maakt de Heere immers zo boos als wanneer Zijn liefde wordt afgewezen, wanneer Zijn verbond wordt bedreigd of verbroken.
Boosheid verdient ruimte en mag onder woorden gebracht worden, ook in gebed tot God (Romeinen 12:19). Wanneer degene die je onrecht aandoet niet bereikbaar is of er niet meer is, is dat eveneens de aangewezen weg. Een weg die kan leiden tot afname van boosheid en agressie. In een interessant psychologisch experiment lieten onderzoekers mensen óf nadenken over iemand die hun boosheid opriep, óf voor diegene bidden. De bidders rapporteerden minder boosheid dan de denkers, wellicht omdat bij bidden dezelfde hersenstructuren betrokken zijn als bij inleving en empathie.
Bidden voor anderen verdringt de boosheid niet, maar is medicijn daarvoor. Bij boosheid over het coronabeleid moet ik misschien toch iets vaker bidden voor de overheid.
De auteur is rector van het Kennisinstituut christelijke ggz (Kicg), onderdeel van Eleos en De Hoop ggz, en bijzonder hoogleraar klinische godsdienstpsychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam.