Het grootste aandeel had de gewone hybride auto, met ruim 18 procent, waarvan 469.784 wagens werden verkocht. Daarna volgt de plug-in hybride auto, oftewel een auto met een stekker waarvan de batterijen zichzelf kunnen opladen. Daarvan stegen de verkopen fors tot 208.389 auto’s en kwam het aandeel uit op ruim 8 procent. In alle lidstaten stegen de verkopen van deze twee typen, maar met name in Italië, Frankrijk, Duitsland en Spanje.

Van de elektrische auto’s was bijna 6 procent een auto met alleen een batterij. Deze kende in de eerste maanden van het jaar bijna twee derde meer verkopen tot 146.185 auto’s. Met name in Duitsland en Italië nam de verkoop flink toe, terwijl in Spanje deze juist daalde. Het aantal auto’s op aardgas liep daarnaast met 10 procent terug tot 14.300 wagens, terwijl de verkoop van auto’s op LPG bijna verdubbelde door vraag in Frankrijk en Italië naar dit type.

Hoewel het aantal op fossiele brandstof rijdende auto’s blijft dalen in Europa, heeft nog ruim twee derde van alle nieuw verkochte personenauto’s nog een benzine- of dieselmotor, becijferde de ACEA. Dieselauto’s waren wel het minst in trek: tussen januari en april daalde dat aantal met een vijfde tot 593.559 auto’s ten opzichte van een jaar geleden. De meeste landen in de EU lieten een daling zien, maar de grootste dalingen waren met bijna een derde minder verkopen in Duitsland en Spanje en ruim 11 procent minder verkopen in Frankrijk.

Ook benzineauto’s kunnen op minder enthousiasme rekenen van Europese automobilisten. Daarvan daalden de verkopen met bijna 17 procent licht naar 1,1 miljoen verkochte auto’s. Met uitzondering van de Fransen, waar ruim 8 procent meer nieuwe benzine-auto’s werden verkocht, daalden de verkopen in alle andere Europese landen. De daling was met name te zien in Duitsland, Spanje en Italië.