Een onpartijdige voorzitter? Ja, en graag een beheerste Kamer
Na de toeslagenaffaire, maar vooral na het gedoe rond ex-verkenner Ollongren en de gênante woorden ”positie Omtzigt, functie elders”, heeft iedereen er de mond vol van: de Kamer als krachtige tegenmacht. Zodoende vond ook de verkiezing van de voorzitter, anderhalve week terug, onder dat gesternte plaats.
Geen van de kandidaten Arib, Bosma en Bergkamp kwam eronderuit te schetsen hoe zij of hij van plan was van het parlement weer een door de regering gevreesde leeuw te maken.
Natuurlijk is een Kamervoorzitter niet de enige die dat in zijn hand heeft. Maar hij is daarin wel een factor. In ons parlementaire stelsel groeide hij immers uit tot het „levende zinnebeeld” van de „gegroeide en gewilde verhouding” tussen Kamer en regering, zoals KVP’er Kortenhorst (voorzitter van 1948 tot 1963) het ooit uitdrukte.
Voor een krachtiger parlement is in elk geval nodig dat de Kamer als geheel door het kabinet voldoende en tijdig geïnformeerd wordt over alle relevante zaken. Dat te bewerkstelligen is voor een Kamervoorzitter al lastig zat.
Daarnaast moet de primus inter pares van de volksvertegenwoordiging, sinds vorige week dus de D66’er Bergkamp, een scherp oog hebben voor de belangen van de oppositie. Hoe snel kan het immers gebeuren dat coalitiefracties zich als één man rond het kabinet scharen en met behulp van hun getalsmatige meerderheid het agenderen van voor hen gevaarlijke thema’s bij voorbaat tegenhouden. Op die wijze komt er van een grondig controleren van de regering door een onafhankelijke, kritische Kamer niets terecht.
Daarin corrigerend optreden is voor een Kamervoorzitter een nog lastiger klus. Met enig recht merkte Bergkamp in het Kamerdebat van 7 april op dat zij „natuurlijk geen dictator” is en „afhankelijk van de meerderheid in de Kamer.”
Toch betekent dat laatste niet dat zij een willoze marionet is in handen van de coalitie. Hoe meer persoonlijk gezag een Kamervoorzitter weet op te bouwen, hoe meer hij voor én achter de schermen, soms door subtiel duw- en trekwerk, kan bereiken. Toegegeven, als puntje bij paaltje komt kan hij meerderheden niet trotseren. Maar bij politiek getouwtrek tussen coalitie en oppositie blijft het wel degelijk van groot belang welke kant de voorzitter op trekt.
Wat dit betreft, lijken de grondhouding en intenties van Bergkamp goed te zijn. Als voorzitter moet je, zei ze bij haar aantreden, „in partijpolitiek opzicht kleurenblind” zijn. En: „Ik sta hier namens de firma-Bergkamp, niet namens D66.” De komende maanden zullen openbaren of en in hoeverre zij dit ideaal in praktijk weet te brengen.
Tegelijkertijd mag de nieuwe voorzitter ook iets vragen van de minderheid in de Kamer, namelijk om niet bij elke mediahype een debat aan te vragen. Zoals de coalitie royaal behoort te zijn in het honoreren van debatverzoeken door de oppositie, zo behoort de laatste zelfbeheersing te betrachten bij het aanvragen van alwéér een gedachtewisseling met de regering over krantenbericht zus of tv-uitzending zo.
Het staat immers buiten kijf dat tot een effectief controlerende Kamer ook behoort dat het parlement de kracht opbrengt om de wildgroei aan debatten over de actualiteit terug te dringen en de veelal nuttiger debatten over wetgeving meer ruimte en cachet te geven.