Column (Janneke de Man-van Ginkel): ”Handen aan het bed”, veelzeggende symboliek
Handen aan het bed. Hoe vaak komen deze woorden niet voor in berichten over de zorg. In het afgelopen jaar waren ze vooral illustratief voor de grenzen aan de capaciteit van de zorg.
Handen aan het bed. Hoe vaak komen deze woorden niet voor in berichten over de zorg. In het afgelopen jaar waren ze vooral illustratief voor de grenzen aan de capaciteit van de zorg. De vraag naar zorg was en is groot. Er is van alles gedaan om de zorgcapaciteit te vergroten. Meer thuiszorg, meer ziekenhuisbedden, meer ic-bedden, meer beademingsapparaten, zelfs hele noodziekenhuizen zijn uit de grond gestampt. En steeds is het breekpunt het aantal ”handen aan het bed”.
Handen aan het bed. Ik kwam de woorden tegen in interviews, in krantenartikelen, in berichten op sociale media. Ik hoorde ze in een toespraak van een voorzitter van de Raad van Bestuur van een zorgorganisatie. Een grote groep werkgevers-, branche- en beroepsorganisaties van de zorg lanceerde zelfs een website (extrahandenvoordezorg.nl). En het meest opmerkelijke voorbeeld tot nu toe vind ik de kop ”Alle handen aan het bed gevaccineerd” boven de blog van de voorzitter van de Federatie Medisch Specialisten op 24 maart 2021. Ik zag het helemaal voor me: een hand waarin een spuitje geprikt wordt en daarachter een lange rij handen die op hun beurt wachten om gevaccineerd te worden.
Elke keer als ik op de uitdrukking stuit, vraag me ik af waarom juist deze woorden gebruikt worden. Wat zegt het dat er over ”handen aan het bed” wordt gesproken om daarmee mensen aan te duiden die zorg verlenen? Een voor de hand liggende taalkundige verklaring kan zijn dat hier gebruikt wordt gemaakt van een stijlfiguur die de boodschap krachtiger, mooier, indringender of duidelijker maakt door te variëren op het normale taalgebruik. Bij de woorden ”handen aan het bed” gaat het om de stijlfiguur ”pars pro toto”, waarbij een deel voor het geheel staat. Het deel, de handen, representeert het geheel, de mens. Andere bekende voorbeelden zijn de uitdrukkingen ”even neuzen tellen” of ”een bemanning van 1000 koppen”. Het beeld van de lange rij handen dat ik voor me zag bij de kop ”Alle handen aan het bed gevaccineerd” laat zien dat het gebruik van zo’n stijlfiguur de boodschap inderdaad indringender maakt.
Toch bevredigt deze verklaring niet helemaal. In de woorden ”handen aan het bed” ontbreken twee dimensies die juist in de zorg het verschil maken, namelijk de menselijke betrokkenheid en de professionele vakkundigheid. Dat komt niet zozeer door het gebruik van het woord handen. Er zijn immers genoeg uitdrukkingen waarin handen een positief beeld weergeven van vakkundigheid of betrokkenheid. Denk maar aan de gezegden ”het roer stevig in handen hebben” en ”op handen dragen”. Het zit vooral in de samenstelling ”handen aan het bed”. Ze wekken gemakkelijk de suggestie dat het werk van verzorgenden en verpleegkundigen slechts simpele handelingen betreft, waarbij menselijke betrokkenheid en professionele vakkundigheid er niet toe doen. Om in stijl te blijven, je hebt er geen hart of hoofd bij nodig. Alsof het een kwestie is van een stel mensen van de straat plukken die van aanpakken weten, en je hebt genoeg handen aan het bed.
Dat de woorden ”handen aan het bed” niet toereikend zijn om mensen in de zorg goed mee te duiden, bleek vandaag. De eerste berichten over mogelijke versoepelingen van de maatregelen verschenen in de media. Ze riepen niet alleen opluchting en instemming op. Verschillende vooraanstaande mensen die nauw verbonden zijn met de zorgsector spraken hun verbijstering erover uit. En nu was er niemand die het had over ”handen aan het bed”. Nu werd het: ”onze mensen” lopen op hun tandvlees nu de bezetting in de ziekenhuizen en op de ic’s blijft toenemen.
Handen aan het bed. Het is ongetwijfeld veelzeggende symboliek, maar een goede stijlfiguur is het niet. Het verzwakt en versluiert de echte betekenis van de zorg door verzorgenden en verpleegkundigen aan mensen die van die zorg afhankelijk zijn. Zij voelen zich in goede handen bij verzorgenden en verpleegkundigen die hun werk doen met hoofd en hart.
De auteur is universitair hoofddocent bij de afdeling Verplegingswetenschap van het UMC Utrecht.