Waken
1 Thessalonicenzen 5:10
„Die voor ons gestorven is, opdat wij, hetzij dat wij waken, hetzij dat we slapen, te samen met Hem leven zouden.”
Deze heilige viering, broeders en zusters, die het duister van de nacht uit de nacht heeft weggenomen, wordt –zoals u weet– gehouden ter gedachtenis aan de verrijzenis van onze Heere Jezus Christus. De viering verjaagt met dit licht de duisternis en stemt ons geloof vrolijk, alsof het dag wordt in het hart. Want wat zou ons beter passen dan dat Christus’ ontwaken uit de doden door ons waken in herinnering wordt gebracht, en dat wij als de ledematen van Zijn lichaam door te waken alvast meedoen met ons nu voor altijd wakende Hoofd Christus?
Uiteraard moeten de ledematen voorlopig nog wel slapen, maar zij zullen op dezelfde manier ontwaken als Christus hun Hoofd, en samen met Hem in een voortdurend waken heersen zonder ook maar een moment te slapen.
Het past heel goed: door zo’n groot feest te vieren wordt ons in een begrensde tijd duidelijk gemaakt wat de onbegrensde eeuwigheid zal inhouden. Laten wij dus wakker blijven voor de wakende Christus en laten we ons een poosje van slaap onthouden –voor zover we dat kunnen– ter ere van Hem over Wie de slaap geen macht heeft. Laten wij door Hem behoed naar de geest het ware Israël zijn, want niet sluimert, niet slaapt de Behoeder van Israël (Psalm 121).
Aurelius Augustinus, bisschop te Hippo
(”Preek voor Goede Vrijdag”, ca. 420)