Toepassing
Markus 14:8a
„Zij heeft gedaan, hetgeen zij kon.”
Zalige zielen begeren niet anders dan hun dierbare Heiland en beminde Goël te loven, te roemen en te prijzen. Is uw hart zo met Zijn genade en liefde vervuld, dat u met hart en hand mag ondertekenen het eigendom van Jezus te zijn?
Dat arme, zwakke geloofswerk laat Jezus Zich zo graag welgevallen. Daarom mag zo’n gelovige ziel haar Jezus dan ook nodigen en zeggen: „Kom, mijn Liefste! tot Uw hof en eet van Uw edele vruchten.” Die ziel, die dit mag ervaren, staat in de geloofsvereniging met haar Jezus.
Maar zulke mensen zijn er, helaas, weinig in onze dagen. De meeste mensen zijn van dit leven ontbloot. Voor hen is de lijdensgeschiedenis van de gekruiste Jezus maar een dode letter. De natuurlijke mens hoort er met tegenzin van spreken. Hij vindt er niets begeerlijks in. Het trekt hem niet aan. Er zijn er nog wel die er soms van zijn aangedaan. Maar het komt niet zover dat men zichzelf met al wat men is en heeft aan de Heere overgeeft. Men wordt niet door de liefde van Christus gedrongen er alles aan te wagen, zoals zij die dit oordelen, dat indien Eén voor allen gestorven is, zij dan allen gestorven zijn, opdat zij niet meer zichzelf zouden leven, maar Dien Die voor hen gestorven is. Die ook aan de rechterhand Gods zit, Die ook voor ons bidt!
David Bruinings,
predikant te Amsterdam
(”De Leeuw uit de stam van Juda”, 1755)