Kees van der Staaij (SGP): Steeds evenwichtskunst betrachten
Zijn strijd tegen abortus lijkt kansloos. Toch gelooft Kees van der Staaij, nu al voor de vierde maal SGP-kartrekker, dat hij het tij mee heeft. „Jonge VVD’ers zijn genuanceerder dan hun ouders. Ik denk dat toekomstige wetgeving over abortus strenger zal zijn dan de huidige.”
Onder zijn leiding groeide de SGP gestaag en kreeg de partij bij landelijke verkiezingen meer stemmen dan ooit tevoren. Over hoelang hij nog als partijleider wil doorgaan, laat Kees van der Staaij (52) zich –hoewel hij daar ongetwijfeld gedachten over heeft– niet uit.
Liever praat hij over alweer de achtste verkiezingcampagne waarbij hij sinds 1998 betrokken is en waarvoor hij nog zeer gemotiveerd is. „Als ik het verhaal hoor van een vrouw die vanuit Oekraïne naar Nederland is gelokt, hier duizenden euro’s verdient in de gedwongen prostitutie en dat aan een pooier moet afstaan, en als ik hoor hoeveel moeite het kost haar achter de ramen vandaan te krijgen, dan maakt me dat heel boos. Het motiveert me ook om me opnieuw voor het bestrijden van dit soort misstanden sterk te maken.”
Er zijn in Nederland, vanuit Bijbels perspectief bezien, véél misstanden en kwesties die aangepakt moeten worden. Als u er één uit mocht kiezen die u morgen kon veranderen, welke zou u kiezen?
„Dan zou ik een actieplan bescherming kwetsbaar leven opstellen. Dat heeft absoluut mijn hart. Onder die noemer vallen voor mij het kwetsbare leven van ouderen, dementerenden en gehandicapten, en zeker óók het ongeboren leven. Het is en blijft stuitend dat Nederland zo ongeveer de meest liberale abortuswet van Europa heeft. Je kunt bij zo’n actieplan ook denken aan verbetering van de verkeersveiligheid. Het is schokkend dat jaarlijks zoveel mensen omkomen in het verkeer.”
Goed beschouwd zijn in de Kamer slechts acht van de 150 volksvertegenwoordigers voorstander van het strenger maken van de abortuswet. Dat lijkt dus een hopeloze missie.
„In de politiek zijn de tegenstellingen inderdaad groot. De meeste partijen willen de regels voor abortus juist verruimen. Wel zie ik dat veel politici achterlopen bij de maatschappelijke ontwikkelingen. Op een JOVD-avond hoor ik echt andere geluiden over abortus dan toen ik de VVD-woordvoerder medische ethiek in de Kamer hoorde praten. Niet dat die jonge generatie nu ineens totaal tegenovergestelde meningen koestert, maar zij kent wel meer nuance.
En neem nu de bedenktermijn van vijf dagen. Uit onderzoek blijkt dat de gemiddelde Nederlander zegt: „Best nuttig en waardevol. Laat mensen die een abortus willen, er eerst maar goed over nadenken. Het gaat per slot van rekening ergens over.” Terwijl de reflex op het Binnenhof voortdurend is: die abortuswetgeving kan nog wel wat ruimer. Dat past dus eigenlijk slecht bij elkaar.”
Ondertussen hebt u in Den Haag wel met die politíéke werkelijkheid te maken. Hoe zou daarin beweging kunnen komen?
„Het zou mooi zijn als kritische leden van seculiere partijen zich binnen hun partij zouden roeren. Iets dergelijks zagen we de achterliggende jaren gebeuren bij het wetenschappelijk instituut van de VVD. Verder zouden jongerenclubs van christelijke en seculiere partijen rond dit thema meer kunnen samenwerken en naar buiten treden. Op den duur kan dat leiden tot wijziging van beleid. Dat ook in de VS, in Oost-Europa en in Spanje initiatieven zijn ontplooid om de abortuswetgeving aan te scherpen, laat zien dat het geen automatisme is dat dit soort wetten almaar liberaler worden. Zelf geloof ik dat ook in Nederland toekomstige wetgeving omtrent abortus eerder strenger dan soepeler zal zijn.
Voor het zover is, is het voor mijn partij zaak het debat hierover te blijven aanzwengelen. En te zoeken naar elke mogelijkheid tot verbetering. Denk aan betere keuzehulpbegeleiding en het oplossen van huisvestingsproblemen. Laatst sprak ik een hulpverlener in Den Haag; ook daar hoorde ik weer dat het al of niet beschikbaar zijn van woonruimte heel bepalend is voor de vraag of men het ziet zitten een zwangerschap uit te dragen.”
De SGP zat de achterliggende vier jaar in de oppositie en was bovendien, in tegenstellingtot de jaren daarvoor, zelden nodig voor een meerderheid. Dat is geen goede uitgangspositie om dingen te bereiken.
„Toch krijgen we als kleine fractie wel zaken voor elkaar, kleine stappen in de goede richting. Ik denk aan extra inzet voor onderzoek om suïcides te voorkomen, aan traumazorg voor christenen die in Nigeria slachtoffer werden van Boko Haram, aan aangenomen moties die uitspreken dat de oneerlijke fiscale behandeling van eenverdieners beëindigd moet worden, aan verbetering van de positie van winkeliers die op zondag hun winkel niet willen openen en aan –om niet meer te noemen– Kameruitspraken die de regering oproepen tegenwicht te bieden aan de eenzijdige veroordeling van Israël door de VN.
Het allerbelangrijkst voor ons is dat in de Kamer, ook in de achterliggende vier jaar, een Bijbels getuigenis klonk. Dat we gelegenheid kregen te wijzen op het heilzame van Gods geboden, ook voor de politiek. En dat we iets konden laten horen van de boodschap van het Evangelie. Als je christenpoliticus wilt zijn, zei het vroegere SGP-Kamerlid Van Dis junior, mag er geen jaar voorbij gaan zonder dat je in de Kamer het werk en de naam van Christus hebt genoemd en aanbevolen. Daar ben ik het helemaal mee eens.”
FVD-leider Baudet betitelde de SGP onlangs als „impotent christendom.” Raakt hij u daarmee?
„Nou, dat laat ik grotendeels langs me heen gaan. Mijn partij heeft een goede traditie in wat wij noemen ambachtelijk politiek bedrijven. Nee, moties en amendementen veranderen de wereld niet. Toch vormen zij één van de routes om, met bloed, zweet en tranen, de samenleving met kleine stapjes wat vooruit te helpen. Nieuwe partijen zoals FVD zijn druk bezig het land in te gaan en roepen overal dat alles anders moet. Maar bij debatten waarin ze de ontwikkelingen bij kunnen sturen, ontbreken ze helaas vaak.”
In wat de SGP wil bereiken zit, door de jaren heen, veel continuïteit. Staan er in het verkiezingsprogramma van dit jaar ook nieuwe actiepunten?
„Een doorgaande lijn past bij een partij als de SGP. Toch komen we steeds met nieuwe concretiseringen. Zo besteden we anno 2021 veel aandacht aan de genderdiscussie en doen we nieuwe voorstellen voor preventie in de gezondheidszorg, bijvoorbeeld om rookverslaving tegen te gaan. Verder stellen we voor werknemers het recht te geven ten minste 24 uur onafgebroken onbereikbaar te zijn voor hun werkgever of collega’s, bijvoorbeeld op zondag. Nieuw is ook ons pleidooi voor een recht op rouwverlof.”
Wat ziet u als het grootste gevaar in het huidige maatschappelijke en politieke klimaat?
„Belangrijk vind ik de verschuiving in denken over huwelijk en seksualiteit. Het moderne denken op dit punt is zó dominant en intolerant dat het geen ruimte meer laat voor klassiek-christelijke opvattingen. Dat zie je bij allerlei thema’s.
Denk aan de kwestie van de gewetensbezwaarde trouwambtenaar. Of aan debatten over de vrijheid van onderwijs en aan de ophef over bepaalde hulpverleningsinstellingen. Toen men dacht dat die ook maar iets in de buurt kwamen van homogenezing, liep men daar fel tegen te hoop.
De VVD streeft nu in de gelijkheidsideologie zelfs linkse partijen voorbij door in haar verkiezingsprogramma op te nemen dat artikel 1 van de Grondwet moet heersen over klassieke vrijheidsrechten. En ook bij het CDA van nu is artikel 23 van de Grondwet niet meer geheel onbedreigd.”
De SGP lijkt de laatste tijd vaker te maken te krijgen met interne spanningen, bijvoorbeeld als het gaat om de tegenstelling tussen landbouw- en milieubelangen. Of als het gaat om het coronabeleid en de avondklok. Deelt u die observatie?
„Niet in algemene zin. Op het punt van coronabeleid en avondklok lijken de tegenstellingen in mijn achterban inderdaad groot: de één wil een strenger beleid, de ander juist minder streng. Toch, als je nauwkeuriger kijkt en luistert, zijn de verschillen niet zo enorm. Coronabeleid raakt aan twee waarden die voor SGP’ers heel belangrijk zijn: zorg voor elkaar en dus ook voor ouderen en zwakkeren én beduchtheid voor een overheid die te sterk ingrijpt in de samenleving. Het is dus logisch dat we met elkaar op zoek zijn naar het juiste evenwicht tussen die twee.
Ook bij het thema landbouw en milieu moet je eerlijk zijn naar twee kanten. Er zijn maatregelen nodig op het gebied van biodiversiteit, stikstof en klimaat. Maar het is tevens waar dat er door de land- en tuinbouwsector al ontzettend veel gedaan is. Veel partijen vergeten dat laatste. Voor de SGP is het steeds de uitdaging om ons in te zetten voor zowel milieu en klimaat als voor de boeren en tuinders die ons voedsel produceren en daaraan een goede boterham moeten kunnen verdienen.”
Nog even terug naar corona. Uw fractie stelt zich kritisch op tegenover het kabinetsbeleid. Had u het, als u aan het roer had gestaan, heel anders gedaan?
„Veel elementen in het beleid, zoals de economische steunverlening en het ontlasten van ziekenhuizen, hebben wij met overtuiging gesteund. Tegelijk hebben wij ons vanaf het begin gekeerd tegen een te grofmazige alles-of-niets-aanpak en aandacht gevraagd voor alle schadelijke neveneffecten van een rigide lockdown.
Dat de SGP, als het om kerkgang gaat, steeds pleitte voor maatwerk, staat eigenlijk model voor onze benadering van het coronabeleid als geheel: graag een wat verfijnder instrumentarium en wat meer onderscheidingsvermogen. Waarom moesten kledingzaken in december meteen helemáál dicht? Waarom niet sneller de mogelijkheid geboden voor een beperkt aantal klanten? Ook bij het onderwijs waren er vanaf het begin meer mogelijkheden dan alleen helemaal open of helemaal dicht. Daarom zeg ik ook hier: kabinet, probeer evenwichtskunst te betrachten.”
Had u een andere leus gekozen dan ”Alleen samen krijgen we corona onder controle”?
„Die kreet is erg overmoedig. Deze crisis drukt ons nu juist met de neus op het feit dat wij heel kwetsbare mensen zijn en allemaal afhankelijk van Gods hulp en zegen. ”Samen strijden we tegen corona” zou veel beter zijn.”
U gaat nu voor de achtste maal campagne voeren voor Kamerverkiezingen. Dat is vast uw laatste keer.
„Ja? Is dat zo? Ik merk bij mezelf wel dat ik de lat steeds hoger ga leggen. Ik bedoel: het is voor mij steeds minder vanzelfsprekend om weer door te gaan. Daarom vraag ik me, als er een beroep op me wordt gedaan, steeds af of ik nog op mijn plaats ben. Waarbij zeker meeweegt met welk besluit ik het partijbelang het meest kan dienen.”
Uw vrouw en kinderen worden het misschien ook weleens zat, een echtgenoot en vader die zó druk is?
„Haha, bij de kinderen leefde eerder de zorg of ik nog wel lang genoeg politiek actief zou zijn, zodat zij een keer op hun vader konden stemmen. En mijn vrouw Marlies staat er gelukkig nog steeds achter. Al heeft ze ook weleens gezegd: als je directeur van een koekjesfabriek was geweest, dan had ik eerder gezegd: zet er nu maar eens een streep onder.”
Dit is het derde deel van een serie interviews met de lijsttrekkers van de drie christelijke partijen.
Bekijk de video op www.rd.nl/staaij