Corona, een roepstem tot ons behoud
God spreekt nog steeds in de natuur. Daarin geeft Hij roepstemmen tot onze bekering.
Het RD (27-2) bevatte een artikel van dr. A. J. Kunz: ”Corona: roepstem tot bekering, of niet”. Daarin uit de auteur zijn bedenkingen bij het duiden van de coronapandemie als een oordeel van God of een roepstem tot bekering. Hij wijst daarbij onder meer op ”tweede oorzaken”, het menselijke handelen waardoor corona over de wereld is getransporteerd. Zijn kernbezwaar is dat door het op de genoemde wijze duiden van de pandemie voorbijgegaan kan worden aan het feit dat de komst van Christus in de wereld dé oproep is tot bekering.
Om met het laatste te beginnen: Het is zeker waar dat de Heere de prediking van Wet en Evangelie als het middel bij uitnemendheid gebruikt tot bekering van zondaren. Maar sluit dat andere middelen helemaal uit? We zijn er toch (hopelijk) ook nog van overtuigd dat de Heere spreekt in de natuur? Zijn dat ook geen roepstemmen tot bekering (Romeinen 2:4-6)? Zouden we dan de pandemie die we nu meemaken niet mogen en moeten zien als zo’n roepstem tot bekering? En als een oordeel over onze zonden, te beginnen bij het huis Gods?
Als we het zo niet meer mogen benoemen, laten we naar mijn mening voluit Schriftuurlijke noties los die we juist moeten vasthouden. Als de Heere deze roepstemmen als een middel in Zijn hand gebruikt tot bekering, leidt dit echt niet af van Christus. Integendeel. Dan worden in zichzelf verloren zondaren juist naar Hem toe gedreven.
Eerbiedigen
De Rotterdamse predikant A. de Vries gaf na de cholera-uitbraak in 1832 een brochure uit onder de titel ”De cholera in Nederland, eene stem van God tot onze behoudenis”. Wat hij daarin naar voren bracht, heeft aan actualiteit nog niets ingeboet. „Is er een kwaad in de stad, dat de Heere niet doet? Is Hij de Heere niet van ons leven en van onze dood? Staan niet alle dingen in de hand van Hem, Die alles regeert? Er mogen tweede oorzaken samenlopen en medewerken tot de uitbreiding, verheffing of vermindering van deze ziekte, (maar) de redelijke mens moet aan de eerste oorzaak denken. En de christen eerbiedigt in deze bezoeking de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, zonder Wiens wil geen musje sterft. Dat verblijdt mij, te weten en te geloven: Deze plaag is van God. Nu weet ik ook tot Wie ik mij in de eerste plaats keren moet. Wie de cholera bestuurt, Wie ze kan matigen, wegnemen, en: Wie ze voor uw en mijn hart ten zegen kan doen verstrekken.” De cholera (corona) is een stem „om ons de noodzakelijkheid en de hoge waarde van het geloof in Christus te doen beseffen. Mocht Nederland het eindelijk eens als een enig man tot God wenden en in schuldbelijdenis het aangezicht van de Heere onze God ernstig zoeken. En niet alleen met Farao begeren dat de plaag mocht weggenomen worden, maar om de Heilige Geest ter bekering smeken. Dan zouden wij grote en heerlijke dingen mogen verwachten en deze bezoeking zou een rijke en onwaardeerbare zegen achterlaten.”
Opleving
Mooie woorden, maar is daar ooit wel eens iets van te zien geweest in ons land? Zonder twijfel. Er zijn getuigenissen van Gods kinderen en knechten die dat bevestigen. In 1832/1833 werden de bange omstandigheden (oorlogsdreiging, pokken, cholera) als een middel in Gods hand gebruikt tot bekering van velen. Er was sprake van een geestelijke opleving in plaatsen als Elspeet, Doornspijk en Delft. In laatstgenoemde stad kwamen veel mensen bij elkaar „om van de heerlijkheid en dierbaarheid van Christus te spreken.” Tijdens de cholera-epidemie van 1848/1849 werden veel jonge mensen toegebracht, onder meer in de Bommelerwaard, de Betuwe en Zwolle. In 1866/1867 werkte de Heere krachtig in onder andere Nieuw-Beijerland, Arnhem en Genemuiden. En wat was in al die plaatsen de vrucht? De nieuwelingen die in Sion werden geboren, konden niet meer zonder het gepredikte Woord en het vleesgeworden Woord.
De auteur is de schrijver van ”Een middel in Zijn hand. Gods genadewerk tijdens epidemieën”.