Vestas steekt geld in start-up die houten windturbinemasten maakt
De Deense windmolenmaker Vestas heeft een minderheidsbelang genomen in een Zweedse start-up die houten masten voor windturbines maakt. Daarmee lijkt ’s werelds grootste fabrikant van windmolens een stap te zetten in het verduurzamingsproces bij het maken van turbines.
De productie van onderdelen voor windmolens is momenteel brandstofintensief. Daarbij zijn de materialen die worden gebruikt, zoals staal, moeilijk te recyclen.
Het Zweedse Modvion wil de masten van windturbines maken van compositiehout. Dat bestaat uit meerdere lagen van 3 tot 4 millimeter dik Scandinavisch sparrenhout. De torens worden vervolgens bedekt met een waterdichte coating. Volgens Modvion is het product minstens zo sterk als wat nu wordt gebruikt en kan het ook even goedkoop zijn zodra de productie wordt opgeschaald.
In een laatste investeringsronde haalde Modvion 1,1 miljoen euro op. Daarmee wordt het bedrijf ondertussen gewaardeerd op 22,4 miljoen euro.
Modvion bouwde zijn eerste houten toren in april op een eiland nabij Götenburg. Het eerste commerciële model wordt in 2022 geïnstalleerd. Topman Otto Lundman van Modvion wil de komende tijd nog eens 10 miljoen euro ophalen waarmee de eerste grote fabriek van het bedrijf moet worden gefinancierd. Tegen 2023 moeten daar jaarlijks 200 masten worden geproduceerd.
Voor Vestas kan de overstap op houten masten bijdragen aan de eigen doelstelling om tegen 2040 geen afval meer te produceren bij het maken van windmolens. In 2030 wil het bedrijf al CO2-neutraal zijn.