Gemeenteraad aan zet bij oplopend woningentekort
Het woningentekort loopt de komende jaren op tot ruim 400.000 en is sinds de Tweede Wereldoorlog niet zo groot geweest. Zolang politiek Den Haag niet met oplossingen komt, mag van het lokale bestuur verwacht worden dat het voor zijn inwoners gaat staan en maatregelen neemt.
Voedsel, kleding en een dak boven je hoofd vallen onder de primaire levensbehoeften. In lijn daarmee is het de taak van onze overheid om het welzijn of welbevinden van haar burgers te bevorderen en te bewaken. Naast het waarborgen van veiligheid dient zij de ontwikkeling van welvaart te stimuleren en toe te zien op een rechtvaardige verdeling daarvan. Vrije toegang tot water, elektriciteit, huisvesting, gezondheidszorg en onderwijs mag elders in de wereld dan een utopie zijn, in Nederland vormt dit de basis van onze welvarende samenleving. De keerzijde is dat al die sectoren een overvloed aan beleid, regelgeving en subsidies van de overheid vergden. In de jaren 80 van de vorige eeuw veranderde daarom het een en ander.
Privatisering
Onder het mom van ”minder staat, meer markt” meende de politiek dat ‘de markt’ veel taken beter en goedkoper kon uitvoeren. Menige overheidsdienst werd geprivatiseerd. Uit economisch en bestuurlijk oogpunt leek dit aanvankelijk effectief, maar er zit een essentiële weeffout in. Oorspronkelijk kenden die overheidsdiensten namelijk niet primair een economisch uitgangspunt, maar waren zij gericht op het welzijn van de burger. Zaken als zorg, energie, wonen, enzovoort werden in plaats van doel – namelijk de welvaart van de burger – opeens product. In plaats van burgers van de Staat der Nederlanden werden wij consumenten van private bedrijven die niet ons welbevinden, maar winst als oogmerk hebben. Ook woningbouwcorporaties kwamen los te staan van de rijksoverheid en in deze sector werd eveneens het accent verlegd van volkshuisvesting naar bedrijfsresultaat. Waar zij voorheen geen winstoogmerk hadden en nog anticyclisch konden bouwen (dat wil zeggen: bouwen zelfs als de economie tegenzit), leidde onder andere de verhuurdersheffing, die corporaties vanaf 2013 aan het Rijk betalen, ertoe dat de rem op nieuwbouw werd gezet.
Prijzen geëxplodeerd
Sindsdien is het niet beter geworden. Op dit moment wonen er zo’n 100.000 mensen in een huisje op een vakantiepark en heel veel jongeren die eigen woonruimte zoeken, wonen nog bij hun ouders. Tel daarbij op het toenemende aantal inwoners in Nederland en aldus loopt het woningentekort op tot 419.000 in 2025. Dat woningentekort bestaat al jarenlang, maar lijkt politiek Den Haag niet te deren. Men ziet voor zichzelf geen rol weggelegd en (naar goede VVD-traditie) als de markt geen goed verdienmodel ziet in woningbouw, het zij zo. Oud-VVD-minister Blok was er zelfs trots op het ministerie van Volkshuisvesting te hebben opgedoekt en minister Ollongren doet wonen er nu maar een beetje bij. Die liberale doctrine van marktwerking keert zich nu tegen de woningzoekende: prijzen van (starters)woningen zijn geëxplodeerd en (jaren)lange wachtlijsten voor een huurwoning. Wie pakt het op?
De lokale politiek kan men het ontstaan van die problemen niet kwalijk nemen. Bovendien is er sprake van regelgeving en allerlei regionale afspraken. Aan de andere kant hebben lokale bestuurders hun verantwoordelijkheid (volkshuisvesting) al te makkelijk overgelaten aan de woningcorporaties. De krapte op de woningmarkt is allesbehalve nieuw, maar bij gebrek aan urgentiebesef en interesse heeft men zich simpelweg bij die situatie neergelegd.
Nu Den Haag niet met structurele oplossingen komt – dat valt ook niet te verwachten – mag van het lokale bestuur gevraagd worden dat het pal voor zijn inwoners gaat staan en maatregelen neemt. Aan „daar gaan wij niet over” heeft de burger niets. Die verwacht initiatief en daadkracht. Zo overweegt de stad Amsterdam sociale huurwoningen aan te kopen die anders door de corporaties op de vrije markt aangeboden worden.
Miljoenen aan reserves
Natuurlijk zitten er juridische en bestuursrechtelijke haken en ogen aan, maar om te beginnen kan men bijvoorbeeld de ouderwetse woonvergunning weer eens oppoetsen en er beter op sturen wíe wélke woning krijgt. Nu wordt het merendeel van de sociale huurwoningen toegewezen aan woningzoekenden van buiten de gemeente.
Daarnaast zijn er instrumenten om de woningbouwcorporaties (meer) aan het bouwen te krijgen, uiteraard afhankelijk van beschikbare grond. Met miljoenen aan reserves in de kas van de corporaties is het excuus van de verhuurdersheffing allang achterhaald; die wordt in de vorm van huurharmonisatie aan de huurder doorbelast. Met die woonvergunning-nieuwe-stijl in de hand kan een gemeente tegen zowel de regio als het Rijk zeggen: „Sorry, in het belang van de eigen inwoners is het noodzakelijk om een aantal averechts werkende verordeningen op te schorten.”
Leidt zo’n opstelling tot bestuurlijke spanningen? Ja, ga daar maar van uit. Maar wat het zwaarst is, moet het zwaarst wegen, zeker nu de slaagkansen voor woningzoekenden nóg slechter zijn geworden.
Alweer, woningzoekenden zijn geen klanten die naar de concurrentie kunnen, maar burgers die rekenen op hun lokale bestuurders als het gaat om het bevorderen en bewaken van hun welbevinden en (basis)welvaart, waaronder huisvesting valt.
De auteur is lokaal politiek actief.