Column (Maarten van Nieuw Amerongen): Ongemak bij Omtzigts ”nieuw sociaal contract”
Mede naar aanleiding van de toeslagenaffaire pleit Kamerlid Pieter Omtzigt (CDA) voor een ”nieuw sociaal contract’ tussen burger en overheid. Een betrouwbare overheid, wie kan daar nu tegen zijn?
Twee weken geleden werd Omtzigt uitgeroepen tot Liberaal van het Jaar 2020. Deze prijs ontving hij uit handen van de politieke jongerenorganisatie JOVD. De JOVD staat zich erop voor dat zij politiek onafhankelijk opereert – in de praktijk blijkt dit meestal ook het geval. Subsidiair is zij echter verbonden met de VVD.
Net als de JOVD hebben ook de jongerenorganisaties van SGP en ChristenUnie de gewoonte om periodiek een waarderingsprijs uit te reiken. Deze wordt doorgaans toegekend aan een persoon van buiten de eigen kring. Een zelffelicitatie komt nu eenmaal wat zelfgenoegzaam over. Zo waardeerde SGP-jongeren Lodewijk Asscher (toenmalig Amsterdams wethouder) in 2012 met de ”Oranje-Bovenprijs”. Zijn stellingname neigde naar het „SGP-standpunt over prostitutie”, liet SGPJ-voorzitter Jacques Rozendaal optekenen. Hoe ging Asscher dat nu uitleggen in Amsterdam? Dat kon natuurlijk niet de bedoeling zijn van zijn strijd tegen mensenhandel en gedwongen prostitutie.
Een vergelijkbaar ongemak moet zich meester hebben gemaakt van rechtgesnaarde CDA’ers, toen zij vernamen dat ‘hun’ Pieter Omtzigt in allerijl was geclaimd door een groep adolescente Jort Kelders. De voorzitter van de JOVD lichtte het besluit toe: „Liberalen zijn van nature kritisch op de overheid en waken ervoor dat de overheidsmacht niet ten koste gaat van individuele vrijheden.” Christendemocraten herkennen zich zonder meer in een kritische grondhouding jegens de overheidsmacht. Daarbij wordt vaak verwezen naar Augustinus, die stelt dat koninkrijken niet fundamenteel verschillen van een roversbende, als zij de deugd van gerechtigheid uit het oog verliezen (”De Stad Gods”).
Tot zover kunnen liberalen en christendemocraten elkaar de hand schudden. Spannender wordt het als het om “individuele vrijheden” gaat. Anders dan liberalen (en sociaaldemocraten) kiezen zij er principieel voor om gemeenschapszin centraal te stellen, vanuit het besef dat mensen uiteindelijk niet gedreven worden door eigenbelang, maar juist door datgene wat het tijdelijke, het aardse en het eigen ”ik” overstijgt: lokale geworteldheid, familie en vrienden, geloof, eeuwig leven, tradities, historische verbondenheid met de natie, enzovoorts. Al deze zaken kunnen onder de noemer van ”het gemeenschappelijke goede” geschaard worden.
Als geen ander heeft de onvermoeibare Omtzigt aangetoond dat ook democratisch gelegitimeerde overheden in staat zijn om hele gezinnen te verwoesten. Zijn analyse is feilloos: onder invloed van een neoliberale wind werden bedrijfskundige beginselen van efficiëntie en rendement leidend binnen de overheid. Het paste in die mentaliteitsverandering om burgers te benaderen als klant: u vraagt, wij draaien. Zo’n transactionele relatie staat echter haaks op het relationele mensbeeld dat christendemocraten voorstaan. Het wekt dan ook verbazing dat Omtzigt consequent pleit voor een ”nieuw sociaal contract”. Deze terminologie wringt met het christendemocratische gedachtegoed.
Het idee van een sociaal contract veronderstelt een zakelijk partnerschap, waarbij autonome individuen vanuit eigenbelang een deel van hun vrijheid opgeven. Om aan de natuurtoestand te ontsnappen, wordt een overheid in het leven geroepen. Die beschermt eigendomsrechten en stelt individuen in staat om transacties aan te gaan. Het nakomen van verplichtingen vloeit dus voort uit een zuiver rationeel proces. Het contractdenken gaat uit van een verlicht eigenbelang en kan dus geen morele basis geven om de krachten te bundelen. Het christendemocratische wereldbeeld stelt daar een relationeel mensbeeld tegenover. Dat mensbeeld gaat uit van onze gemeenschappelijke oorsprong: Gods schepping. Door deze goddelijke oorsprong zijn mensen schepselen met een innerlijke waardigheid. Dat schept morele verplichtingen, waarin een politieke abstractie als het ”sociaal contract” nooit kan voorzien.
De auteur is politicoloog en masterstudent politieke filosofie.