Column (Hanneke Schaap-Jonker): Vergelijken
Wie is het zwaarst getroffen door de coronacrisis? De afgelopen periode kreeg ik deze vraag van verschillende kanten voorgelegd.
Ik vind het een lastige om te beantwoorden. Heeft een verpleegkundige die uitgeput thuis zit, maar wel baanzekerheid heeft, het beter dan een ondernemer die vreest voor een faillissement? Heeft een jongere die online onderwijs volgt en niet met vrienden kan afspreken het slechter dan een kwetsbare oudere die zes dagen op rij niemand ziet? Wordt een single met huidhonger zwaarder geraakt door de maatregelen dan de moeder met vijf kinderen die thuisonderwijs geeft, een baby voedt, het huishouden draaiend houdt en haar man-met-onlinemeeting op zolder voorziet van koffie en lunch?
Eén groep aanwijzen als het zwaarst getroffen doet het ongemak of lijden van anderen gemakkelijk tekort. Er wordt op veel plaatsen geleden. Zo zijn er in de kinder- en jeugdpsychiatrie meer crises en ernstiger klachten (bijvoorbeeld bij anorexia of suïcidaliteit). Huwelijken staan onder druk, in gezinnen is het soms te zwaar – niet eerder heb ik zoveel reacties gehad op een column dan op die over opgebrande ouders van begin dit jaar. Mensen werken door omdat het moet, maar eigenlijk gaat het niet meer. Er zijn zorgverleners getraumatiseerd door zoveel overlijdens in korte tijd. Deze opsomming kan gemakkelijk uitgebreid worden, maar de verschillende vormen van leed met elkaar vergelijken, helpt meestal niet.
Soms helpt het wel om te vergelijken. In de psychologie heeft Leon Festinger de sociale vergelijkingstheorie geformuleerd. Hij maakt onderscheid tussen opwaarts en neerwaarts vergelijken. Neerwaarts vergelijken betekent: je vergelijkt jezelf met iemand die net als jij is, maar het slechter heeft. „Ik heb nu wel corona, maar ik lig gelukkig niet in het ziekenhuis, zoals mijn buurvrouw.” Of: „Denk eens aan de kinderen in arme landen.”
Meestal draagt neerwaartse vergelijking bij aan positieve emoties, bijvoorbeeld dankbaarheid, behalve wanneer je denkt te zullen worden als diegene met wie je jezelf vergelijkt: „Nu heb ik ook corona, net als mijn buurvrouw, en straks beland ik ook op de ic.” Of wanneer het idee dat je beter af bent dan die ander betekent dat je eigen lijden er niet mag zijn. „Ik voel me zo alleen, maar ik mag niet klagen, want ik ben nog gezond.” Of (ander voorbeeld): „Oké, mijn moeder sloeg me in elkaar en heeft me emotioneel verwaarloosd, maar dat is nog niks vergeleken met vrouwen die verkracht zijn of tot seksslaaf zijn gemaakt, zoals Jezidi’s. Dus ik moet niet zeuren.”
Bij opwaarts vergelijken is de ander beter dan jij of heeft die het beter. Dit is positief voor je welbevinden als je denkt dat jij het ook zo kunt krijgen of ook zo kunt zijn. „Het is mijn vriend ook gelukt een stageplek te vinden in coronatijd, dus mijn solliciteren zal vast ook resultaat hebben.” Maar als je juist denkt dat jij niet kunt bereiken wat die ander wel heeft, pakt opwaarts vergelijken negatief uit en leidt het tot frustraties. ”De grote jongens krijgen het voor elkaar, maar een eenvoudige winkelier als ik is de klos.”
Vergelijken is gebaseerd op oordelen, op onder- en bovenposities. Als je aan het vergelijken bent, maak je onderscheid. En voor je het weet, sta je tegenover elkaar in plaats van naast elkaar („jij wel, ik niet”). Vergelijken kan er zomaar toe leiden dat je je niet meer verbonden voelt met anderen. Of dat je je eigen verdriet, angst of pijn wegstopt, waardoor het op andere momenten des te heftiger terugkomt.
De Bijbel, en in het verlengde daarvan onze gereformeerde traditie, wijst ons een betere weg voor het omgaan met lijden dan onderling vergelijken. „Als één lid lijdt, lijden alle leden mee”, schrijft Paulus (1 Korinthe 12).
In het verlengde hiervan spreekt het avondsmaalsformulier over ”één lichaam zijn”, en dat met woorden en daden aan elkaar laten merken. En samen bidden om genade, om in alle droefheid met opgeheven hoofd onze Heere Jezus Christus uit de hemel te verwachten.
De auteur is rector van het Kennisinstituut christelijke ggz (Kicg), onderdeel van Eleos en De Hoop ggz, en bijzonder hoogleraar klinische godsdienstpsychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam.