850 jaar Zuiderzee in 25 menselijke verhalen
Van de vroedvrouw van Schokland tot een Elburger die zijn schip verkocht omdat de visserij niet meer lonend was. Van de watergeus die in 1573 de Spaanse vloot op het Hoornse Hop versloeg tot drie Durgerdammers die veertien dagen overleefden op een ijsschots. Arie Kok vat 850 jaar Zuiderzee samen in 25 verhalen waarin mensen centraal staan.
In zijn jeugdjaren fietste hij geregeld in het nieuwe land rond. Vanuit Nijkerk, waar hij opgroeide, was de Flevopolder dichtbij. „Het was daar ooit zee geweest, dat boeide mij.” Tijdens een uitje vertelde vader Kok over het eiland Schokland, dat halverwege de negentiende eeuw ontruimd werd. „En we wandelden door de straten van het oude Urk. Bij het vissersmonument bekeken we eerbiedig de vissersvrouw in brons, die een laatste keer achteromkeek over de zee of ze de kotter van haar man toch nog zag komen. Sindsdien heeft het verhaal van de verdwenen Zuiderzee en zijn kustbewoners me niet meer losgelaten.”
Journalist-auteur Arie Kok schreef eerder een roman (”Zoete zee”) over het verdwijnen van de Zuiderzeecultuur. Op verzoek van de uitgever verdiepte hij zich nu in de historie van de binnenzee, die rond 1170 ontstond doordat een stormvloed een open verbinding tussen het Almere en de Noordzee bewerkte. „Hele dorpen en kastelen werden opgeslokt door het zoute water dat naar binnen stroomde, eb en vloed heersten voortaan. Voor de mensen die rond de Zuiderzee woonden was het water een bedreiging en een zegen tegelijk. Een vloed of overstroming was altijd nabij, scheepvaart en visserij zorgden voor inkomen en welvaart. Vanuit Hoorn, Enkhuizen en andere plaatsen werden de wereldzeeën bevaren.”
Watermensen
Een biografie noemt Kok zijn boek, dat deze week is verschenen. Hij schetst de geschiedenis van de Zuiderzee met 25 verhalen. „Samen vertellen ze het grote verhaal van ontstaan en ontwikkeling van het Zuiderzeegebied.” Menselijke verhalen zijn het vooral, aldus Kok. „Over de Zuiderzee is van alles te schrijven. Over waterstanden en geulen in de zandige bodem, over sluizen en dijken, over vis en vismethodes. Maar de mensen van de Zuiderzee zijn het interessantst, daarmee kom je ook het dichtst bij de meeste lezers.”
Het boek laat volgens Kok zien hoe het leven bij de zee en met de zee de Zuiderzeemens vormde. „Watermensen waren ze. Eigenlijk leefden ze met hun gezicht naar de zee en met de rug naar de rest van het land. Gemeenschappen langs de Zuiderzee waren daardoor ook meer op elkaar gericht. Treffend vind ik dat tot uiting komen in de dialecten. Zo spreken ze in Stavoren een niet-Fries dialect dat op het Amsterdams lijkt. Het Urker dialect klinkt als het Spakenburgs. De taal van Huizen is anders dan het Goois van het achterland, het Huizens heeft klanken van het Urks en het Spakenburgs in zich. De connecties over de Zuiderzee heen waren intenser dan de contacten met de plaatsen in de directe omgeving.”
De meeste verhalen die Kok heeft verzameld zijn ooit al eens verteld en gepubliceerd, jaren geleden of recent nog. „Ik heb het stof eraf geblazen, ze nader bekeken, opnieuw verwoord en van informatieve kaders voorzien.” Historisch onderzoek deed Kok niet. „Het was niet mijn pretentie om nieuwe verhalen uit archieven op te duiken. Ik wilde enkel de bekende verhalen, die toch ook weer zijn weggezakt of slechts lokaal leven, ontsluiten, op een frisse manier hervertellen en in een verband zetten voor een breed publiek, voor een nieuwe generatie. Ten slotte zijn het ook oerverhalen van Nederland, over hoe wij als land ontstaan zijn en hoe de overwinningen op het water ons karakter hebben gevormd.”
Kok vertelt over het vrouwtje van Stavoren, over wetenschappers op zoek naar het Nederlandse oerras, over de kunstenaarskolonie die begin twintigste eeuw neerstreek in Volendam, over de droom van Cornelis Lely om de binnenzee in te polderen en over twee meisjes, Lijsje in Marken en Aartje in Spakenburg, die tijdens de laatste vloed, de watersnoodramp van 1916, geboren werden en levenslang de peetdochters van koningin Wilhelmina bleven.
Drukste verkeersplein
Bewust eindigt Kok met de Afsluitdijk in 1932. „Daarna bestaat de Zuiderzee niet meer. Het IJsselmeer en de Randmeren zijn nu relatief lege waterplassen, met maar weinig scheepvaart. Nog niet zo heel lang geleden was de Zuiderzee het drukste verkeersplein van Europa. Honderden bruine zeilen verlieten na het verstrijken van de zondag de havens van Spakenburg, Huizen en andere plaatsen, op jacht naar haring en ansjovis. Beurtschippers zeilden met tjalk of aak van kust naar kust en brachten passagiers en goederen naar de andere kant. Sneller dan over het water kon een mens niet reizen, zo is het eeuwenlang geweest. Fiere zeilschepen brachten rijkdom vanuit Indië of de West, koggeschepen haalden haring of graan uit de Oostzeelanden.”
Zo veel mogelijk is elk verhaal rondom een persoon opgebouwd. „Bij Kampen en de Hanzesteden is me dat niet gelukt. Omdat ik niemand kon vinden over wie een coherent verhaal bekend was. Als er ergens een naam werd genoemd, had ik hooguit een halve alinea aan informatie. Uiteindelijk heb ik voor de pagina’s over de Hanze, het middeleeuwse netwerk van handelssteden, min of meer een personage gemaakt van de IJsselkogge die in 2011 bij Kampen is gevonden en opgegraven.”
De verhalen over de middeleeuwse periode waren toch al het lastigst voor de ‘biograaf’. „De afstand in tijd is groter, de bronnen zijn moeilijker te interpreteren. Je hebt te maken met tegensprekende bronnen, met feiten en mythen, met verschillende interpretaties van historici. Wie was Grutte Pier bijvoorbeeld? Een held die stond voor het Friese ideaal en toch een ordinaire en erg wraakzuchtige zeeschuimer? Daar moest ik wel m’n weg in zien te vinden. In dit geval hielp een recente historische studie me.”
Vrouwen
Met opzet haalde Kok Zuiderzee-vrouwen uit de vergetelheid. Zoals Geertruij Ulrich, vroedvrouw van Schokland. In 1800 kwam ze op het eiland aan, bij de watersnood van februari 1825 verdronk ze in het verwoestende zeewater. Ook Grietje Bosker van Wieringen heeft haar plek in de biografie gekregen, als de eerste vrouw die de Afsluitdijk overstak. En het hoofdstuk over de Vereenigde Oostindische Compagnie spitst zich toe op de vrouwen van Enkhuizen. „Zij waren de echte Zuiderzeebewoners, want de mannen voeren naar de Oost en bleven een jaar weg”, aldus Kok. „Vanuit mannelijk perspectief is het vizier rond de Zuiderzee vaak gericht op de stoere vissers die de zee op gingen. Maar vergis je niet in de vissersvrouw, die thuis achterblijft en het gezin bestuurt.”
Opvallend vond Kok zelf wat hij ontdekte over Urk. „Nu is het misschien wel de meest protestantse plek in Nederland, met meer dan twintig kerkgebouwen. Er is geen rooms-katholieke geloofsgemeenschap, terwijl de Urkers heel lang rooms-katholiek bleven en pas vanaf 1660, na de nodige druk, tot de Reformatie overgingen. Urk was toen eigendom van Amsterdam, dat alleen de protestantse eredienst op het eiland toestond. Sommige Urkers hielden echter nog lang daarna vast aan rooms-katholieke gebruiken. Met het verhaal van de verlate reformatie van Urk kon ik mooi wat kerkgeschiedenis verwerken in een boek voor een algemeen publiek.”
Boekgegevens
Biografie van de Zuiderzee. 850 jaar geschiedenis in 25 verhalen, Arie Kok; uitg. Omniboek; 256 blz.; € 25,-