Nederland, doe afstand van maakbaarheidsgeloof
Er spelen twee hoofdvragen rond de aanpak van Covid-19. Die van legitimiteit: heiligt het doel de middelen? En die van effectiviteit: is het middel goed tegen en staat het in verhouding tot de kwaal?
Het debat spitst zich voornamelijk toe op de tweede vraag, die van meer empirische aard is. Daaruit vloeien de eindeloze discussies voort over het nut van mondkapjes, van de anderhalvemetersamenleving en, meest recent, van een avondklok. Ze bewegen zich allemaal binnen de empirische wetenschap en het nutsdenken.
De eerste vraag is echter meer van principiële en metafysische aard. Dat wil zeggen dat die vraag voorafgaat aan de waarneming; het is de vraag van de ziel naar het goede. Bijvoorbeeld of het gerechtvaardigd is om gezonde mensen langdurig te verbieden hun wettige beroep uit te oefenen. En of je kinderen mag weigeren hun ouders te bezoeken (in verzorgingstehuizen) en kerkgang mag belemmeren.
Zucht naar controle
Om drogredenen tegen te gaan: het gaat mij niet om de vraag of we dankbaar mogen zijn. Een christen hoort altijd dankbaar te zijn. Ook niet om de vraag of corona ons iets goeds gebracht heeft. Een christen kan in geloof en onderwerping zeggen dat alle dingen hem medewerken ten goede (Romeinen 8:28).
Het gouden beeld van Nebukadnezar werkte ten goede voor Sadrach, Mesach en Abednego. Maar wel in die weg dat zij besloten zich niet voor dat beeld neer te buigen. Zij konden niet meer loyaal zijn aan de heerser die hun op hoge posities had gezet.
Dat gouden beeld is in onze samenleving het maakbaarheidsdenken, de zucht naar controle, het geloof in wetenschap en techniek, als onderdeel en uitvloeisel van de verlichting. De technocratische manager is het product van dit denken en de Engelse filosoof Thomas Hobbes (1588-1679) de aanjager van de beginselen ervan.
Geen norm van buiten
In het traditionele en christelijke denken is de empirische wetenschap enkel een hulpmiddel, een instrument, maar geen norm op zich voor goed en kwaad. Zij mag gebruikt worden voor zover zij nuttig is en op haar plek blijft, namelijk ondergeschikt aan hogere beschouwingen over God en de mens, de wereld en de vraag hoe te leven. In dit denken staat de ziel hoger dan het lichaam en dienen de begeerten beteugeld of geleid te worden.
Alles wordt omgedraaid in het denken van Hobbes: Alles draait om het aardse, er is niet meer dan de waarneembare werkelijkheid en de rede komt in dienst te staan van het vervullen van de begeerten en het tegengaan van pijn. Het lichaam treedt op de voorgrond in plaats van de ziel.
De overheid wordt geconstrueerd op basis van een ”sociaal contract”. Zij heeft slechts als doel de veiligheid van haar onderdanen te waarborgen en aan hen de vrijheid te verlenen om in hun onderhoud te voorzien en hun begeerten na te jagen. Dit laatste weer voor zover het de veiligheid niet in de weg staat.
Belangrijk is ook dat de begeerten subjectief zijn. Kroegbezoek is dan in wezen niet anders dan kerkgang. Er is geen norm meer van buiten, of het moest de wetenschap zelf zijn.
Met de voortgang van de empirische wetenschap en de techniek kwam er een vooruitgangsgeloof op gang dat zijn weerga niet kent en dat, ondanks wereldoorlogen en totalitaire regimes, sterker wordt. In totalitaire regimes laat de ijzeren logica (noodzakelijke causaliteit, wetten) van de natuurwetenschap of geschiedenis geen ruimte meer over voor een moreel-ethische afweging van het collectieve of individuele geweten. Ook in de aanpak van corona wordt vaak een beroep gedaan op de ”noodzakelijkheid” of ”onontkoombaarheid” van maatregelen, alsof er geen keus is. Een gevaarlijke tendens.
Vrije rechtstaat
Gelukkig is Hobbes niet de enige die invloed heeft gehad. Christelijke denkers tijdens de Reformatie hadden al betoogd dat de staat geen onbeperkte macht heeft en niet alleen het geweten maar ook bijvoorbeeld het familieleven met rust moet laten. Kort gezegd kan de staat niet vragen aan mensen tegen de liefde tot God en de (natuurlijke) liefde tot de naaste te handelen.
John Locke (1632-1704), raadsman van stadhouder en koning van Engeland Willem III, ging uit van onvervreemdbare natuurlijke rechten van de mens, zoals lichamelijke integriteit, vrijheid en eigendom en domeinen waar de staat niet hoort te zijn. Locke is een van degenen die een fundering legde onder de latere grondrechten die zijn geworteld in het klassiek-liberale maar ook in het christelijke denken.
Belangrijk is dat Locke zo niet alleen de burgers beschermde tegen de staat, maar ook de staat tegen zichzelf, tegen te hooggespannen verwachtingen van burgers. Dat gold ook nog in de latere verzorgingsstaat.
Hoewel het (klassieke) liberalisme is verworden tot ongeremde vrijheid, prefereerden christenen in de 20e eeuw de vrije rechtstaat boven de communistische. De Sovjetunie was geen voorbeeld van christelijke solidariteit, omdat de geestelijke, sociale, familiaire en economische vrijheden in het communistische denken zwaar onder druk stonden. En omdat een staatsideologie de religie verving.
Crisis
De vraag is waar het huidige denken ons brengt en waardoor wij onze gedachten laten bepalen. Covid-19 laat een diepe existentieel-morele crisis zien die zijn weerga niet kent in de geschiedenis. De moderne mens wil koste wat kost heer een meester zijn over alles en accepteert geen grenzen meer.
In deze existentiële crisis las ik 2 Samuël 24 en Zondag 10 van de Heidelbergse Catechismus. Ik denk dat de wijsheid die daarin besloten ligt ons allemaal wat te zeggen en te bieden heeft.
David telt het krijgsvolk en wordt daarom bestraft, omdat hij in hoogmoed zijn vertrouwen erop stelde. Hij mag kiezen uit drie kwaden: honger, oorlog of ziekte. In de angst die volgt, is de enige keuze die hij maakt niet in de handen van mensen maar in de handen van God te vallen. Want: „Zijn barmhartigheden zijn vele.” Dat geloofsvertrouwen wordt samengevat in Zondag 10 van de Catechismus.
De auteur is werkzaam bij de overheid en studeert vanuit de rechtsfilosofie af op de aanpak van Covid-19.