Onze keuze
Romeinen 8:20a
„Want het schepsel is der ijdelheid onderworpen, niet gewillig, maar om diens wil die het der ijdelheid onderworpen heeft.”
Helaas kenden de heidenen de fontein van alle ellenden niet: de zonde, en het volkomen volmaken van die ellenden, de verdoemenis. Zij dachten dat de moeite uit de aarde en uit het stof voortsproot, of door een natuurlijke noodzakelijkheid, of bij geval geschiedde. Maar het Woord Gods ontdekt ons aan de grond ervan. De grondoorzaak en het begin van de ellende was de afwijking van de mens van God, en zijn wandelen naar het vlees. Daaruit zijn al de zwarigheden en de stromen van ellende in deze wereld ontstaan. De ellende is niet alleen tot de mensen gekomen, maar ook tot het gehele schepsel. Het is daardoor aan de ijdelheid onderworpen geworden (Romeinen 8:20). „Niet alleen zult gij, o mens! (zegt de Heere tot Adam) uw brood in droefheid eten, maar uw vloek is ook over de aarde, en gij die onsterfelijk was, zult tot dat stof keren, hetwelk gij boven uw ziel verkozen hebt” (Genesis 3:17). Het einde is overeenkomstig en passende op het begin. Het begin had alle kwaad van de zonde in zich en het einde heeft alle kwaad van de straf in zich. Die stromen van de ellenden van dit leven lopen in een oneindige, peilloze en grondeloze oceaan van eeuwige toorn. „Indien gij naar het vlees leeft, zult gij sterven”: dat is, niet alleen de dood hier, maar de eeuwige dood hiernamaals.
Hugo Binning, predikant te Govan
(”Des zondaars heiligdom”, 1741)