Pierre Trouillez: Franse Revolutie was niet per se antikerks
Tijdens de Franse Revolutie lag het christendom zwaar onder vuur. In Franse plaatsen verschenen altaren voor de Rede, die de dienst aan God moesten vervangen. Maar het beeld klopt niet dat er tijdens de hele revolutionaire periode sprake was van kerkvervolging, stelt de Belgische kerkhistoricus Pierre Trouillez.
Het is november 1793 als er een stoet gemijterde ezels door de straten van Parijs rijdt, omringd door mannen en vrouwen in priestergewaden. De dieren torsen op hun rug liturgische attributen mee. Op een centrale plek gaat onder luid gejuich de brand in alle voorwerpen „van bijgeloof en fanatisme.”
Kort daarvoor zijn alle kerken in de stad gesloten. De plaatselijke autoriteiten vinden dat het afgelopen moet zijn met de katholieke cultus in de stad. Het voorbeeld uit Parijs krijgt al snel navolging in andere delen van Frankrijk. In de zuidelijke regio Gard besluiten 233 lokale overheden de kerkdeuren op slot te draaien.
Het is de tijd van de Terreur: een periode waarin in naam van de Revolutie uiteindelijk zeker 40.000 mensen hun hoofd onder de guillotine zullen leggen. Het begin ervan wordt gemarkeerd door de aanname van de Wet van de verdachten, in september 1793. Op grond daarvan vervolgen de autoriteiten niet alleen verklaarde vijanden van de Republiek, maar ook ieder die er enkel van wordt verdacht dit te zijn.
De angst regeert. Pierre Trouillez citeert in zijn boek een jonge journalist die het Parijs van die dagen omschrijft „als was het een vijandige stad. Het merkteken van de Terreur was op alle voorhoofden te zien (…) De gezichten bleven verborgen onder de hoed. In het voorbijgaan gaf men elkaar slechts een vluchtig teken van herkenning.”
Een van de grote mikpunten van de Terreur is de kerk. Het schrikbewind duurt nog geen jaar, van september 1793 tot juli 1794, maar richt „ware ravages” aan in het kerkelijke leven, schrijft Trouillez. In een poging de zondag te vernietigen, gaat de zevendaagse week op de helling. Er heeft een kaalslag plaats onder de geestelijkheid. Kerken krijgen een nieuwe bestemming.
Scheuring
Aan deze beruchte episode uit de Franse geschiedenis gaat een periode vooraf waarin de kerk geleidelijk aan meer en meer privileges kwijtraakt. De Rooms-Katholieke Kerk verliest al snel na 1789 de status van staatskerk, terwijl kerkelijke eigendommen vervallen aan de staat. Later eist de staat van geestelijken om via allerhande formules hun loyaliteit aan de natie uit te spreken. Lang niet alle priesters en bisschoppen zijn bereid dat te doen, waardoor de kerk in tweeën scheurt. Er ontstaat een zogenoemde Constitutionele Kerk, die trouw aan de natie wil zijn, en een Roomse Kerk, die aan het gezag van de paus in Rome vast wil houden.
De kerk is vóór het uitbreken van de Terreur dus al danig gehavend. Toch keert Trouillez zich tegen het beeld dat de Franse Revolutie vanaf het begin de opzet had de kerk te elimineren. „Er waren van meet af aan kleine groepen atheïsten onder de revolutionairen, die graag van de kerk af wilden”, zegt Trouillez via videoverbinding vanuit de Belgische plaats Diest. „Maar die domineerden aanvankelijk absoluut niet. De Revolutie was niet één monolithisch blok. Er waren ups en downs in de relatie tot de kerk. Er hing bovendien veel af van de lokale gezagsdragers. Sommigen gingen al snel wild tekeer tegen de kerk, anderen zagen veel door de vingers. De Franse Revolutie was zeker geen periode van constante vervolging.”
De terechtstelling van de radicale revolutionaire politicus Maximilien de Robespierre in 1794 luidde het einde van de Terreur in. Denkt u dat zonder hem de kerk er beter van af was gekomen, of wortelde de uiteindelijke vervolging daarvoor te sterk in de ideologie van de Revolutie?
„Onder Robespierre heeft iedereen geleden. Hij liet ook atheïsten ombrengen, omdat ze zijn concept van het Opperwezen bestreden. Robespierre kon zeer rechtlijnig zijn, maar hij was in zijn houding tegenover de kerk ook enigszins dubbelzinnig. Radicale kerkvervolgers kregen van hem een tik om de oren. Ik denk dat hij ten diepste wel uit was op vernietiging van de kerk, maar zeker niet van de godsdienst.
Vervolging van het christendom was niet per se intrinsiek aan de waarden van de Revolutie. Zelfs over het denken van een prominente en uitgesproken Verlichtingsdenker als Voltaire valt te discussiëren. Bekend is zijn devies: ”Ecrasez l’infâme”, vernietig het eerloze. Hij doelde daarmee op een offensief tegen alles wat zich tegen het gezond verstand verzet. Daar hoorde de kerk voor hem nadrukkelijk bij. Maar wilde hij de kerk vooral zuiveren, of geheel aan de kant schuiven? Het felste verzet kwam van mensen die de kerk met veel stampij hadden verlaten. Net als nu trouwens.”
Al in 1792 kwam het tot de beruchte Septembermoorden, waarbij zo’n 240 geestelijken de dood vonden.
„Maar die moorden kwamen niet vanuit het centrale gezag, ze waren het gevolg van een uitbarsting van volkswoede. Belangrijk voor de context is de buitenlandse dreiging in die dagen: de angst bestond dat de Pruissen zouden doorstoten naar Parijs. Priesters werden als hun handlangers gezien. Behalve geestelijken vonden ook veel edelen en criminelen de dood. Het ging niet om de kerk als zodanig.”
Het is verleidelijk geestelijken die de Revolutie omarmden als pragmatisch te zien. Dat beeld nuanceert u in uw boek.
„Het beeld is inderdaad genuanceerder. Allereerst is het zo dat een deel van de geestelijkheid al voor de Revolutie diepgaand door de Verlichting was beïnvloed, soms zelfs zozeer dat van de verticale lijn van de godsdienst weinig overbleef. Daarnaast dacht een deel van de geestelijken de geloofsleer oprecht goed te kunnen rijmen met de republikeinse waarden. De bewegingsruimte werd steeds kleiner, maar dat viel van tevoren moeilijk te voorzien. De Revolutie volgde geen duidelijk parcours, maar ging met bokkensprongen.” Met een lach: „Misschien wel typisch Frans, trouwens.”
„Je moet ook in het achterhoofd houden dat de Revolutie de kerk op punten terecht heeft aangepakt. Denk aan het enorme inkomensverschil dat er bestond tussen bisschoppen, priesters en kapelaans. Dat is meer gelijkgetrokken. We moeten ook constateren dat een deel van de geestelijkheid van de Constitutionele Kerk zich juist ten tijde van de vervolging echte zielzorgers heeft getoond.”
De revolutionairen probeerden in de loop van de tijd meermalen alternatieven te bedenken voor de christelijke eredienst, zoals de cultus van de Rede en het Opperwezen. Die sloegen echter nooit aan. Hoe verklaart u dat?
„Het was teveel spektakel met als doel de burgers moraal bij te brengen. Mensen willen daar best wel iets van horen, maar er nu ook weer niet mee overstelpt worden. Het rooms-katholicisme bleek bij de bevolking bovendien veel dieper te zitten dan het gezag voor mogelijk wilde houden.”
U heeft zich in uw onderzoek beperkt tot de Rooms-Katholieke Kerk. Valt er iets te zeggen over het lot van de protestanten tijdens de Revolutie?
„Mijn onderzoek zou te breed geworden zijn door ook de protestanten en Joden erbij te betrekken. Voor deze groepen was de Revolutie ook een emancipatiebeweging. Protestanten waren in Frankrijk als geheel een kleine minderheid en daardoor minder bedreigend. Maar in regio’s als de Cevennen stond de protestantse kerk zeer sterk. Uiteindelijk kwamen de protestanten onder dezelfde pletrol als de rooms-katholieken. Ze hadden daardoor al zeker geen reden zich te verheugen in het lot van de katholieken.”
De periode van de Terreur heeft schiftend gewerkt in de kerk. Kun je zeggen dat de kerk er gelouterd uit tevoorschijn kwam?
„Loutering heeft iets positiefs in zich en zo zou ik het toch niet ongenuanceerd willen bestempelen. Ja, de kerk werd van lauwe elementen gezuiverd, maar de Revolutie is ook het begin geweest van wat we hier in België seizoenschristendom noemen. Er was lange tijd geen geordend kerkelijk leven en mensen keerden na de Revolutie niet zomaar naar het oude patroon terug. Ze bleven dan nog wel gelovig, maar volstonden met kerkgang rond hoogtijdagen.”
Valt er voor de kerk van vandaag op een of andere manier lering te trekken uit de periode ten tijde van de Franse Revolutie?
„De kerk moet zich nooit afzetten tegen de hedendaagse tijd, maar die andersom ook niet klakkeloos navolgen. Door inmenging in zaken van huwelijk (de Constitutionele Kerk werd door het gezag gedwongen echtscheiding te accorderen, MW) te accepteren, heeft de kerk zich ten tijde van de Revolutie teveel uitgeleverd. De ene toegeving heeft de andere tot gevolg. De kern van haar geloof mag de kerk nooit prijsgeven. Ze zal een gezond zelfbewustzijn moeten hebben en een kritische stem moeten blijven vertolken.”
Met een recent aangenomen nieuwe wet ter verdediging van de waarden van de Revolutie mengt de Franse president Emmanuel Macron zich teveel in religieuze zaken, stellen critici. Is dit een moment dat de Franse kerk alert moet zijn?
„De laïcité die Frankrijk tot nog toe hanteert wil naar mijn overtuiging geen enkele godsdienst bevoordelen, maar ruimte scheppen voor alle levensovertuigingen. President Macron danst nu echt wel op een slap koord door met zijn nieuwe wet specifiek de islam te beogen. Dat staat weliswaar niet expliciet in de wet, maar dat heeft de president wel met zoveel woorden gezegd in de Franse krant La Croix: „De katholieken hebben van de wet niets te vrezen.” Daarmee kan de invulling van het begrip laïcité zomaar verschuiven.”
Boekgegevens
De Franse Revolutie en het christendom. De gewelddadige scheiding tussen kerk en staat, Pierre Trouillez; uitg. Omniboek; 352 blz.; € 28,50