Protestantse Kerk wil gaan voor ”campus” in Utrecht
De ”campus” van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) komt toch in Utrecht. Als de synodeleden daar tenminste mee akkoord gaan. En het gesprek over de kerkelijke ambten en de positie van kleine gemeenten gaat nog altijd door. Een levendige, fysieke discussie zit er echter door de coronamaatregelen nu niet in.
Maar wat graag hadden de 62 leden van de generale synode van de Protestantse Kerk op 29 en 30 januari fysiek vergaderd. Nu dat niet kan en de werkwijze van digitaal vergaderen en discussiëren in juni 2020 niet echt goed is bevallen, wordt op basis van het ”kerkelijk noodrecht” gekozen voor een andere werkwijze.
Voorafgaand aan een buitengewone moderamenvergadering spreken de leden van de synode –schriftelijk en online– in kleine groepen over de een aantal onderwerpen. Daarvan zijn het beleidskader van de dienstenorganisatie en de rapportage ”Lichter ingevuld” een vervolg op thema’s die tijdens de synodevergaderingen in 2019 en 2020 de meeste discussie opriepen.
Leden van de synode kunnen moties, amendementen en tegenvoorstellen indienen. Het moderamen geeft op 29 januari een terugkoppeling daarop, waarna een digitale peiling gehouden wordt waarin synodeleden hun mening (voor of tegen) kenbaar maken. Daarna neemt het moderamen een besluit.
Krimp
In het beleidskader waarmee de dienstenorganisatie –zeg maar: het ‘ambtenarenapparaat’– van de Protestantse Kerk de komende jaren aan de slag gaat, wordt onder meer gesproken over de situatie van krimp waarin de Protestantse Kerk zich bevindt. Uit onderzoek blijkt dat die krimp –een afname van het ledental met circa 3 procent per jaar– voor 40 procent wordt veroorzaakt door de vergrijzing en het overlijden van leden. Leden die zich laten uitschrijven, vormen met een aandeel van 60 procent een grotere oorzaak voor het dalende ledental. Van de uittreders is 75 procent dooplid; de helft van hen is tussen de 15 en 34 jaar oud. Van de belijdende leden is een op de twaalf jonger dan 40 jaar.
Campus
Uit het beleidskader blijkt verder dat er nog altijd wordt gewerkt met het idee van een ”campus”, al waren synodeleden tijdens eerdere vergaderingen kritisch over dat concept. Het is de bedoeling dat de kantoorlocatie van het dienstencentrum in Utrecht wordt doorontwikkeld tot ”campus” – andere locaties die eerder nog wel werden genoemd, zoals Doorn, vallen af. „Dat geven we vorm door kantoorruimte met name te verhuren aan organisaties met wie we inhoudelijk kunnen samenwerken. Op deze manier is de verhuur van het beschikbare gebouw niet alleen financieel vruchtbaar, maar ook inhoudelijk.”
Ambt
Op verschillende plaatsen in het rapport wordt gesproken over de vragen die er zijn rond het ambt in de Protestantse Kerk. De positie van kerkelijk werkers en pioniers is dan ook „een uitdaging voor de komende jaren”, mede omdat zij vaak de rol van voorganger vervullen, zonder dat dit kerkordelijk altijd ‘kan’. Dat kwam in 2019 naar voren tijdens de bespreking van de notitie ”Mozaïek van kerkplekken” en de invulling van vormen van gemeente-zijn als kerngemeenten en pioniersplekken. Toen is een werkgroep Ambt ingesteld, die nog met aanbevelingen over dit thema moet komen. Daarna is het aan de synode om hierover besluiten te nemen.
Kleine gemeenten
Verwant aan die discussie is de positie van kleine gemeenten in de Protestantse Kerk, een onderwerp dat centraal staat in de rapportage die op 29 januari ook op de agenda staat. De rapportage is opgesteld door de werkgroep Kleine gemeenten lichter, die heeft onderzocht welke mogelijkheden de kerkorde kent voor kleine gemeenten om op een passende wijze te voldoen aan de kerkorde en hoe die mogelijkheden zouden kunnen worden aangevuld.
De werkgroep concludeert dat er binnen de huidige kerkorde veel mogelijkheden zijn „om voluit gemeente te kunnen blijven in een lichtere vorm, zowel voor de inrichting van kerkenraad en colleges (…) als voor samenwerking met andere gemeenten.” Ook kan de gemeentevorm „creatief” worden ingevuld.
Wel vindt de werkgroep het wenselijk dat de kerkorde wordt aangepast om het in bepaalde situaties mogelijk te maken dat gemeenteleden zonder ambt stemhebbend lid kunnen zijn van de kerkenraad. Het beheer van kleine gemeenten zou ook op andere manieren moeten kunnen worden ingevuld, bijvoorbeeld door dat in een college te concentreren of het te laten behartigen door de kerkenraad.
Huisgemeenten
De werkgroep doet meerdere aanbevelingen. Een daarvan is: zet in op nieuwe vormen van gemeente-zijn. Daaraan is dan ook weer een bezinning op de inhoud van de verschillende ambten verbonden. Dat sluit aan bij een andere aanbeveling: het werken aan een positieve beeldvorming over huisgemeenten. „Het vormen van een huisgemeente is een mogelijkheid om als gemeente verder te gaan als de gangbare vorm niet meer levensvatbaar is”, aldus de werkgroep, die daarbij opmerkt dat dit toekomstbeeld voor veel gemeenten „verre van aantrekkelijk” is.
Het beeld van de huisgemeente wordt volgens de werkgroep dan ook te veel bepaald door „persoonlijke en subjectieve beelden die de aantrekkelijkheid van deze gemeentevorm negatief beïnvloeden.”