ILO: wereldwijd betere bescherming thuiswerker nodig
Thuiswerkers moeten wereldwijd beter beschermd worden dan nu het geval is. Voor veel mensen die hun werk in huis of op een andere alternatieve plek verrichten, ontbreekt het volgens de Internationale Arbeidersorganisatie (ILO) aan goede wettelijke bescherming. En als die regels er wel zijn, dreigen ze vaak niet goed te worden toegepast omdat thuiswerkers grotendeels buiten het zicht van inspecteurs blijven.
Tussen thuiswerkers en mensen die vooral op de werkplaats of op kantoor werken was er vóór de uitbraak van de coronapandemie duidelijk ongelijkheid, berekende de ILO. De VN-organisatie meldt dat thuiswerkers, gecorrigeerd voor verschillen in gewerkte uren, opleiding en leeftijd, in de Verenigde Staten 22 procent minder verdienden dan hun collega’s die buitenshuis werken. In het Verenigd Koninkrijk was dat verschil 13 procent, terwijl thuiswerkers in Argentinië, India en Mexico de helft minder salaris kregen.
Thuiswerkers in de maakindustrie zoals kleermakers of mandenwevers lopen volgens de ILO verhoogde veiligheidsrisico’s, met name in ontwikkelingslanden. Zo is hun werkplek vaak niet ingericht op gevaarlijke stoffen of gereedschap. Daarnaast zijn ze vaak werkzaam in het informele circuit, waardoor een sociaal vangnet ontbreekt.
Ook voor modernere beroepen in de digitale sector kleven er nadelen aan thuiswerken. De ILO wijst op de mentale belasting die bijvoorbeeld het opsporen van illegaal foto- of videomateriaal op digitale platforms met zich meebrengt, aangezien het vaak om gewelddadige of pornografische beelden gaat. Hoger opgeleide telewerkers worden volgens de ILO bovendien in hun carrièremogelijkheden beperkt en staan onder grotere druk door de combinatie van werk met zorg voor kinderen.
Door de coronapandemie heeft thuiswerken een grote vlucht genomen. In 2019, het jaar voordat mensen massaal overstapten op thuiswerken wegens lockdowns, werkten wereldwijd 260 miljoen mensen vanuit huis. Dat staat volgens de ILO gelijk aan 7,9 procent van alle werkenden. In de eerste maanden na de virusuitbraak werkte naar schatting één op de vijf mensen thuis, en dat aantal is daarna waarschijnlijk alleen maar opgelopen.
De ILO pleit er daarom voor dat meer landen haar verdrag ratificeren dat de gelijke behandeling van thuiswerkers en andere werknemers moet garanderen. Tot nog toe hebben slechts tien van alle 187 lidstaten van de ILO dit gedaan, waaronder Nederland. Daarnaast moet meer thuiswerk in de maakindustrie uit het informele circuit worden gehaald. Bij typisch kantoorwerk vanuit huis moeten er bovendien regels komen om psychologische problemen te voorkomen, zoals de vervaging van de grens tussen werk- en privétijd.