Boeiend ruimteboek over sterren, satellieten en planeten
Een argeloze lezer kan zich afvragen wat ”Het ruimteboek” nog kan toevoegen aan alle andere boeken over het heelal. Totdat hij erin gaat lezen.
Sarah Devos start haar boek met de geschiedenis van het ruimteonderzoek. Bekende namen komen langs. Zoals die van Johannes Kepler, Galileo Galileï en Isaac Newton.
Helder legt ze begrippen zoals zwaartekracht, baan, siderische jaren en dagen en het schrikkeljaar uit. Het heelal, het zonnestelsel, de zon met zijn kernfusie, de aarde met zijn unieke atmosfeer, de maan met zijn schijngestalten komen aan bod.
Wat moet je doen om in aanmerking te komen voor een reisje naar het internationale ruimtestation? Wat zijn geosynchrone, geostationaire en polaire satellieten? Met voorbeelden, interessante weetjes, gebeurtenissen uit de ruimtevaart en tal van illustraties maakt ze abstracte zaken inzichtelijk.
Opmerkelijk is Devos’ integere bespreking van de oerknal. Ze beschrijft die niet als ‘waarheid’ over de oorsprong van het heelal –zoals zo vaak gebeurt– maar als „de meest gangbare theorie.” Helaas ontbreekt de recente scheppingsgeschiedenis in haar betoog.
Devos’ schrijfstijl boeit, en zal een breed publiek aanspreken. ”Het ruimteboek” blijkt het een interessant, eenvoudig geschreven naslagwerk over vrijwel alles wat met het heelal te maken heeft. Een middelbareschoolleerling die een beetje natuurkunde heeft gehad, kan het met gemak volgen.
Boekgegevens
Het ruimteboek. Over sterren, satellieten en planeten, Sarah Devos; uitg. Manteau/Standaard; 192 blz.; € 24,99