Overheid schudt ons wakker uit kerkelijke slaap
Een dienaar van de kroon die een dringende oproep doet om afstand te doen van de Kroonrechten van Jezus Christus. Dat is een stap te ver. Zo interpreteer ik het artikel van collega Huijser.
In enkele opzichten kan ik zijn pleidooi voor het laten doorgaan van fysieke samenkomsten (inclusief alle coronabeperkingen) helemaal meemaken. Dat niet fysiek samenkomen „enorm zou helpen in het bestrijden van het virus” lijkt me gezien de feiten inderdaad een onjuist beroep op onze welwillendheid. Deze uitspraak kun je met rationele argumenten bestrijden. Ze roept alleen maar onwil op.
Nu heeft minister Grapperhaus echter een ander wapen ingezet, dat retorisch gezien veel sterker is om mensen over de streep te trekken. Hij ”speelt op de emotie” (pathos), een element uit de retorica waarmee je een beroep doet op de wil, het hart van de hoorders. Als een ‘profeet’ daagt hij zijn hoorders voor de rechtbank van mensen in de zorg en zelfs van God. Daar kan een mens zich veel lastiger tegen verweren. Wat dan aan te voeren als je dit klemmende beroep niet zomaar naast je neer wilt leggen, maar toch een diepe andere overtuiging hebt?
Niet de samenleving
Het lijkt me niet wijs om „de wereld” te verwijten dat die „nooit en te nimmer solidair zal zijn met de kerk.” Zeker niet als „geestelijke afweging”. Dit kan immers nooit reden zijn om dan als kerk ook maar niet solidair met de nood van een samenleving te zijn. We kunnen daarvan toch niet anders verwachten? Op z’n minst om twee redenen niet.
In de eerste plaats blijkt onze samenleving in totale verwarring te zijn over wat essentieel en wat niet-essentieel is. Als illustratie kan de Gall & Gall bij ons op de hoek dienen. Daar mag men de hele dag in- en uitlopen. Is dát een essentiële zaak? Wat wel of niet open mag zijn, is niet eenduidig uit te leggen. Of men moet ervan uitgaat dat deze winkel in een existentiële behoefte voorziet. Daaruit zou dan volgen dat alles wat door de mond naar binnen gaat essentieel is. Dat toont hoe leeg onze samenleving geworden is. Die nood dient de kerken ter harte te gaan. Daarin zou de kerk solidair moeten zijn, omdat ze ónze gemeenschappelijke nood is (geen wij-zij-verhaal). Dat is geen goedkope prietpraat over solidariteit, zoals het idee dat ”geen kerkdienst houden” echte solidariteit zou laten zien. Wat is de kwaliteit van die solidariteit?
Wel de kerk
De tweede reden is dat we als kerken blijkbaar niet in staat waren om zo te leven op zondag en door de week dat het de samenleving duidelijk is dat naar de kerk gaan echt anders is dan naar de supermarkt gaan of een of andere club bezoeken. Helaas is er geen ruimte om dit verder uit te werken, maar dit zou ons intern vooral moeten bezighouden. Zullen we in deze tijd leren echt anders naar onze erediensten te kijken? We blijken niet eens meer te beseffen waar het in onze erediensten om gaat, als we een en al gewilligheid tonen om fysieke diensten op te geven en zelfs diensten te schrappen.
Vals dilemma
Laten we elkaar geen oneigenlijke dilemma’s opdringen. Het lijkt me een vals dilemma om te stellen: óf solidair met de samenleving óf trouw aan Gods inzettingen. Veel medechristenen zijn er diep van overtuigd beide te doen door thuis de diensten mee te maken. Zo’n vals dilemma is ook een stok om te slaan: wie trouw is aan Gods inzetting is dus niet solidair met de maatschappij.
Heiligheid
Collega Huijser meent een beroep te moeten doen op zijn geweten. Dat lijkt me te snel en ook niet nodig zolang er Bijbels-theologische redenen genoeg zijn om ter verdediging aan te voeren. Het is meer dan een persoonlijke overtuiging. Laat de minister van Eredienst ons maar deze dienst bewijzen dat we wakker geschud worden uit onze kerkelijke slaap. De theologie van tijd en ruimte is in slaap gedommeld. Wat zijn voor ons nog ”heilige” tijden en ”heilige” plaatsen? Hebben we niet met het (naar we meenden) oudtestamentische badwater het kind ”heiligheid” weggegooid? Hebben we niet te snel gezegd dat we geen heilige tijden en plaatsen meer hebben na Christus’ komst?
In ons dagelijks leven is er zo weinig liturgie en op zondagen lijkt de liturgie of versteend of vormloos te moeten zijn. Met die slaap bedoel ik daarnaast dat het soms lijkt alsof we protesteren om wat ons afgenomen wordt, omdat we het zó gewend waren dat het ons stoort nu het anders gaat. Waar klagen we dan over? Over het gemis aan God of over het missen van een gewoonte? Liever geen zelfbeklag en geen aanklacht tegen de samenleving. Laten we onszelf aanklagen voor Hem Die kwam met de allerbeste bedoelingen, maar Die geen onderdak kreeg in Zijn eigen huis.
De auteur is hoogleraar praktische theologie aan de TUA. Ds. Huijser
reageert
op dit artikel.