Leren leven met diepgaande verschillen
Mensen echt zien, verdragen én liefhebben zoals ze zijn. Dat is de enige manier om met diversiteit te kunnen leven. Zo blijven we een echte samenleving, waarin ieders verhaal de ruimte krijgt en ieder mens van goede wil een thuis kan vinden.
De verantwoordelijkheid voor de wereld van morgen begint voor mij bij het omgaan met verschillen van vandaag. Diepgaande en soms gewoon ronduit irritante verschillen. Ik prijs me gelukkig dat we in een tijd leven waarin iedereen de vrijheid heeft eigen keuzes te maken. Het is Jezus zelf die de mensen om hem heen expliciet de vrijheid geeft om Hem te volgen én Hem niet te volgen. Maar de vrijheid om trouw te zijn aan jezelf moet dan ook echt voor iedereen in onze samenleving gelden. Ik merk dat in de huidige politieke cultuur die vrijheid steeds meer onder druk komt te staan. Zelfs uit naam van de democratie.
Dat is levensgevaarlijk en ik ben er vuurbang voor. Dat zal vast komen doordat ik me al heel mijn leven vooral deel van een minderheid weet: bevindelijk gereformeerd in Friesland, een vrolijk orthodoxe student in Leiden, een christelijke allochtoon in Egypte en een christelijk-sociale politicus in een liberaal-seculier Nederland. Juist daarom weet ik dat een meerderheid iets dwingends en totalitairs kan hebben. Des te belangrijker is het dat een gezonde democratie de rechtsstaat naast zich heeft staan. Die beschermt minderheden en individuen tegen een meerderheid.
Wat is waarheid?
De gevaarlijke, populistische tendens van deze tijd is om die volgorde om te draaien en democratie belangrijker te vinden dan de rechtsstaat. En ik maak mij daar grote zorgen over. Iedereen is gelijk voor de wet en dat moet altijd het fundament van ons samenleven zijn. Er is in ons land wettelijk veel ruimte voor verschil. Maar soms bekruipt me het ongemakkelijke gevoel dat bepaalde vormen van diversiteit alleen acceptabel zijn als ze niet te dichtbij komen. Een selfie met een Staphorster vrouw in klederdracht is enig, maar als deze vrouw op zondag naar de kerk gaat, is het land te klein.
Diversiteit wordt vervelend zodra die iets van je vraagt en hinderlijk afwijkt van wat jij normaal vindt. Mag een Joodse of islamitische minderheid nog ‘anders’ zijn door ritueel te slachten? Mag een reformatorische school ouders vragen in te stemmen met de beginselen van de schoolvereniging als daarin de overtuiging staat dat het huwelijk de verbintenis is tussen één man en één vrouw? Willen we echt consequent voor vrijheid zijn, dan moet het antwoord ”ja” zijn.
De rechtsstaat geeft ieder van ons de vrijheid om trouw te zijn aan jezelf, aan je diepste overtuiging. Deze bescherming geeft ook de volle ruimte aan het fundamentele debat over de meest fundamentele vraag waarop iedereen in vrijheid moet kunnen antwoorden, en dat is de vraag die Pilatus ooit stelde: Wat is waarheid? En de grote vraag in deze tijd is nu: hoe houden we die bescherming van elke deelnemer aan dit debat, de vrijheid van elk mens hoog?
Veiligheid
Er is geen verzuiling meer waarbij maatschappelijke leiders met elkaar tot een vergelijk komen. We moeten zélf aan de bak om fatsoenlijk met onze onderlinge verschillen om te gaan. Ik moet daarbij meteen denken aan de filosoof Emmanuel Levinas. Die zei: Je leert jezelf pas kennen in het gelaat van de ander. De ander doet altijd een beroep op jou, omdat hij of zij er nu eenmaal is. Voor mij is dat de diepe kern van diversiteit. Jezelf en de ander écht zien, dat betekent dat je ook het ongemak van diepgaande verschillen moet ervaren, als het dichtbij komt.
In de waan van de dag zullen we weer moeten zoeken naar de diepere laag bij elkaar. Het is de ”catharsis” (emotionele zuivering) van elke serieuze politicus om de diepste overtuiging van de ander even serieus te nemen als die van jezelf en om ook bij grote verschillen toch te zoeken naar een politiek vergelijk. Dat is ook het soms lastige werk van een coalitiepoliticus.
Die zoektocht wordt bemoeilijkt door de (sociale) mediadynamiek. Vorige maand was er een Kamerdebat over burgerschap in het onderwijs. Daar zei de minister, die Arie Slob heet en toevallig lid is van de ChristenUnie, dat scholen kinderen niet mogen uitsluiten vanwege hun geaardheid. Maar scholen mogen, volgens artikel 23 van de Grondwet, ouders wél vragen om hun grondslag te onderschrijven. De minister schetste een juridisch feit en een maatschappelijke praktijk.
De storm van keiharde, primaire en op de man gespeelde reacties die volgde, duurde ongeveer anderhalve dag – en ging pas liggen nadat mensen het gevoel hadden gekregen dat de minister excuses had gemaakt. Laat één ding duidelijk zijn: ik zie ook pijn bij christenjongeren die uit de kast gekomen zijn. Er zijn homo’s die met pijn de kerk verlaten hebben of eruit weggekeken zijn. Die pijn wil ik recht in de ogen kijken: er zijn kerken en scholen die jongeren geen omgeving boden om in veiligheid te ontdekken wie ze zijn. Júist een kerk, júist een christelijke school – en ja, ook een politieke partij – moet die veiligheid áltijd bieden. Zonder excuses, zonder mitsen en maren. Onze opdracht is om mensen te blijven zien zoals ze zijn: unieke mensen die zijn geschapen naar Gods beeld.
Oprechte interesse
Tegelijk maken de keiharde reacties, in dit geval op Arie Slob, elk redelijk gesprek bijna onmogelijk. Het lijkt wel alsof er geen ruimte is om de confrontatie met ons eigen ongemak aan te gaan. Sterker nog: we slopen liever de bron van ons ongemak. Ik mis in al die ophef dat kleine beetje zelfbeheersing en gewone, basale belangstelling: wie ben je, wat zit er achter je woorden en wat bedoel je precies?
Na acht jaar in de Tweede Kamer heb ik inmiddels wat eelt op m’n ziel en weet ik: de ophef gaat altijd weer voorbij. Maar ik wil me er toch niet bij neerleggen. Omdat die dynamiek alleen maar leidt tot een dwingende en vaag omschreven eenheidscultuur. Als het niet voelt als het gezonde verstand van de vermeende meerderheid, dan moet het kapot. En als ik er dan – ook in de coalitie – iets van zeg, omdat er iets knapt in de persoonlijke verhoudingen, dan is de reactie: zo hadden we het niet bedoeld.
In de politiek doe je je werk voor de mensen die na je komen. Dus hoe kunnen we dan leren om onze verschillen te verdragen – en te groeien in oprecht vertrouwen in elkaar? Het wordt niet ineens makkelijk; onze samenleving is hyperindividueel geworden en organiseert zich steeds meer rond persoonlijke identiteit. Maar die ontwikkeling dwingt ons ook tot oprechte interesse in de ander.
Mens achter imago
Jezus ontmoette een Samaritaanse vrouw. Dat was een wonderlijke ontmoeting. Een man en een vrouw, een Jood en een Samaritaan, met z’n tweeën bij een waterput. Hij werd gezien als een wijze zonderling. En zij was in die tijd een tweederangs mens, uit een tweederangs volk en met een tweederangs liefdesleven. Tussen hen in lag elke denkbare maatschappelijke, culturele en religieuze kloof. Hij kon het eigenlijk niet maken om met haar gezien te worden. Maar Jezus ziet de mens achter het imago en stelde net zo lang vragen totdat hij alle kloven had overbrugd en haar hart had geraakt. Ik zie Jezus’ houding daar als een opdracht aan mezelf: om tegen mijn primaire impulsen in te gaan. Om me door de ander te laten raken.
Mensen echt zien, verdragen én liefhebben zoals ze zijn. Het écht zien en begrijpen van de ander – dat is de enige manier om met diversiteit te kunnen leven. En om ruimte te blijven geven aan mensen met ál hun onderlinge verschillen, hoe irritant ze soms ook zijn. Zodat we een echte samenleving blijven, waarin ieders verhaal de ruimte krijgt en ieder mens van goede wil een thuis kan vinden. Daar wil ik elke dag voor knokken.
Dit is een verkorte versie van de Jan Terlouw-lezing van de auteur, fractievoorzitter van de ChristenUnie in de Tweede Kamer. De lezing is vanavond digitaal bij te wonen en te bestellen via: https://deventerjanterlouwlezing.nl/