Om de Europese doelen te halen moeten er bijna vijftig keer zoveel elektrische auto’s de weg op in tien jaar tijd, aldus ACEA-voorzitter Eric-Mark Huitema. De Europese Commissie presenteerde woensdag een plan om duurzame mobiliteit te stimuleren. Daar is de ACEA het volledig mee eens, schrijft de vereniging, aangezien de auto-industrie naar eigen zeggen een groot deel van de ruim 60 miljard onderzoeks- en ontwikkelingsgelden aan verduurzaming besteedt.

Volgens Huitema ontbreken de juiste voorwaarden nog om deze grote sprong in elektrisch rijden te kunnen maken. Zo zijn er nog niet voldoende tank- en laadpunten voor zowel personenauto’s als vrachtverkeer. De commissie wil over tien jaar 300 miljoen openbare laadpunten, maar het afgelopen jaar zijn volgens ACEA slechts 200.000 laadpunten in de EU neergezet. Dat zou betekenen dat de komende jaren vijftien keer zoveel infrastructuur aangelegd moet worden, wil dat doel behaald worden, becijferde de vereniging.

Europa moet daarom nationale overheden pushen meer te investeren in elektrische infrastructuur, vindt de vereniging. „De ervaring leert dat een vrijwillige aanpak niet loont. Sommige landen zijn heel actief, andere niet”, aldus Huitema, die bindende regels wil voor lidstaten. Andere maatregelen kunnen de transformatie van de autobranche verder op weg helpen, zoals het duurder maken van koolstof, de doorlopende vernieuwing van het wagenpark en het om- en bijscholen van werknemers.

Volgens de ACEA is de gemiddelde Europese auto elf jaar oud. Als gevolg van de verduurzaming worden nieuwe auto’s duurder. Omdat mensen door de coronapandemie minder geld te besteden hebben, komt de betaalbaarheid van duurzame mobiliteit in het gedrang, waardoor het ook weer langer kan duren voordat mensen een nieuwe auto aanschaffen.