Kaag moet niet verzuimen wat ze wél kan doen
Nog enkele weken en het jaar waarin Nederland 75 jaar bevrijding herdacht, is voorbij. Scherp kregen we de achterliggende maanden weer op het netvlies hoe verschrikkelijk de Tweede Wereldoorlog toch echt wel was: de ontberingen, de onderdrukking, de hongerwinter, de Holocaust.
En wie er in 2020 maar een béétje over nadacht, kon niet om de vraag heen: Hoe zou ík me in zo’n heftige periode hebben opgesteld? Zou ik geprotesteerd hebben, Joden verborgen, mijn karige maal hebben gedeeld met hongerige landgenoten?
Tegelijk geldt dat zelfs dan thema’s als onderdrukking, isolatie van bevolkingsgroepen en concentratiekampen nog op afstand blijven staan. Want het is wel geschíédenis, hè? Iets van enkele generaties terug.
Toch zit daarin een stukje zinsbegoocheling. Want zou het misschien zo kunnen zijn dat het T-shirt dat ik vandaag draag, gemaakt is met behulp van dwangarbeid? Dwangarbeid die verricht is in Chinese concentratiekampen, waar islamitische Oeigoeren afschuwelijk worden behandeld, gemarteld, gedwongen gesteriliseerd? Onderdrukking, groepsuitsluiting, soms zelfs genocide; ze zijn van vroeger én van nu.
Daarom juist nu de vraag: wat doe ik als consument, als ondernemer, als politicus, als bestuurder? Nu, op dit moment, nu in onze ”global village” vergelijkbare dingen gebeuren als 75 jaar geleden.
Aan het Binnenhof speelde deze vraag de achterliggende weken pregnant in Kameroverleggen over maatschappelijk ondernemen. Spoor als kabinet Nederlandse kleding- en textielbedrijven die in de Chinese provincie Xinjiang opereren aan om die regio te verlaten, stelde de Kamer, aangevoerd door GL-Kamerlid Van den Nieuwenhuijzen. Juist omdat het voor die bedrijven vaak onduidelijk is of ze misschien indirect meewerken aan mensenrechtenschendingen.
Minister Kaag van Buitenlandse Handel spartelde tegen. Een kabinet kan bedrijven daar niet toe dwingen, stelde de D66’er, gemakshalve vergetend dat het woord ”dwang” in de oproep van de Kamer helemaal niet voor kwam.
Dinsdag aanvaardde de volksvertegenwoordiging een motie waarin het kabinet toch werd opgeroepen tot een dergelijke aansporing over te gaan. Geheel terecht. Want een voorzichtige en diplomatieke houding tegenover grootmacht China mag er niet toe leiden dat vrije landen als Nederland wegkijken bij evidente en bewezen onderdrukking.
Nee, ons kabinet kan de wereld niet veranderen. En Kaag kan Nederlandse bedrijven niet dwingen zich uit Xinjiang terug te trekken. Maar laat zij dan niet verzuimen te doen wat ze wél kan: een eenvoudige aansporing laten horen aan textielbedrijven om die regio te verlaten. Dat is van de regering toch niet teveel gevraagd? En als het gevolg van zo’n aansporing dan enige diplomatieke schade is, dan moeten we dat omwille van onze principes maar voor lief nemen.