Inscriptie menora ontdekt op 2000 jaar oude graftombe
Een inscriptie van een menora prijkt op een 2000 jaar oude Joodse graftombe. De eeuwenoude tekening van de kandelaar werd gevonden in het Arabische dorpje Muchmas, ten noordoosten van Jeruzalem, op de Westelijke Jordaanoever.
De ontdekking werd al in de jaren tachtig van de vorige eeuw gedaan en de gegevens belandden in een archief. Pas recent publiceerde dr. Dvir Raviv van de Bar-Ilan Universiteit in het Israëlische Ramat Gan erover in het Hebreeuwse tijdschrift ”In de diepten van de berg”.
De Bar-Ilan Universiteit maakte deze week de ontdekking bekend. Dat is niet toevallig, want donderdagavond begint Chanoeka. Joden vieren tijdens dit feest dat de lampen in de tempel weer gingen branden na de ontwijding van het heiligdom onder Antiochus IV Epiphanes. Judas de Makkabeeër en zijn broers slaagden er in 165 voor Christus in om deze Seleucidische vorst te verslaan. Volgens de overlevering had de hogepriester in de tempel nog maar één kruik met olie, voldoende om de menora maar één dag te laten branden. De kandelaar brandde echter acht dagen.
Dateren
Dr. Raviv zag geen kans de inscriptie bij Muchmas nauwgezet te dateren. Het inschrift moet ergens ingebracht zijn tussen 165 voor Christus (het begin van de Hasmonese periode) en het jaar 135 na Christus (het einde van de Tweede Opstand tegen de Romeinen).
Afbeeldingen van de tempelkandelaar verschenen ook op munten van Antigonus Mattathias, die regeerde tot 37 voor Christus, op objecten uit Jeruzalem en op een stenen tafel uit Magdala. Het was de tweede keer dat een menora werd gevonden op een Joods graf in de periode van vóór de opstand van Bar Kochba (132-135 na Christus).
De inscriptie van de menora in het dorp Muchmas lijkt op twee van de afbeeldingen van kandelaars in de nabijgelegen grotten in het al-Aliliyat-ravijn. Deze grotten dienden als schuilplaatsen in de tijd van de tweede tempel en de Joodse opstanden tegen Rome.
Griesmeeltarwe
Het oude Joodse Michmas ligt in het huidige Arabische dorp Muchmas. Joodse geschriften zeggen dat in Michmas griesmeeltarwe werd verbouwd, dat diende voor de tempel. Mogelijk woonden hier tijdens de Tweede Tempelperiode (van 536 voor Christus tot 70 na Christus) de priesterfamilies.
Het eerste boek Makkabeeën zegt dat Jonathan de Makkabeeër (die regeerde van 161 tot 143 voor Christus) ook in Michmas ging wonen.