„Mensen met beperking onvoldoende betrokken bij wetgeving”
Bij het maken van wetten en beleid worden in Nederland mensen met een beperking te weinig betrokken bij dat proces. Daarmee voldoet Nederland niet aan het VN-Verdrag Handicap. Dat constateert het College voor de Rechten van de Mens donderdag in een jaarlijkse rapportage.
„Het actief betrekken van ervaringsdeskundigen en hun (vertegenwoordigende) organisaties bij de totstandkoming van beleid en wetgeving is niet vrijblijvend maar een belangrijke verplichting van het verdrag”, zegt Marjolein Swaanenburg-van Roosmalen, collegelid. „Participatie draagt niet alleen bij aan de kwaliteit en effectiviteit van beleid en wetgeving, maar zorgt ook voor een toegankelijke samenleving waarin iedereen écht kan meedoen.”
Ruim 2 miljoen mensen in Nederland hebben een beperking. Zij zijn bijvoorbeeld slechtziend, doof, hebben een fysieke beperking, of zijn psychisch kwetsbaar. Om de rechten van mensen met een beperking te waarborgen, geldt sinds 2016 het VN-Verdrag Handicap in Nederland. Als toezichthouder zet het College zich in om de naleving van het verdrag en de positie van mensen met een beperking in de samenleving te bevorderen. De overheid is verantwoordelijk om het verdrag in Nederland in te voeren. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft als coördinerend ministerie een centrale rol.
In het rapport doet het College enkele aanbevelingen zodat de situatie verbeterd kan worden en „effectieve participatie” voor mensen met een beperking mogelijk wordt. Dit zijn onder meer fysieke en digitale toegankelijkheid en eenvoudig te begrijpen informatie en communicatie.