Column (Christine Stam-van Gent): Bijzondere mensen
In het voorwoord van de nieuwe Elisabeth Elliot-biografie (de Nederlandse vertaling komt eraan) beschrijft Joni Eareckson Tada haar eerste ontmoeting met Elisabeth. Joni, na een duikongeval verlamd tot aan haar nek, sprak die dag op een conferentie waar ook Elisabeth spreken zou.
Als Joni ’s avonds uitgeput op haar hotelbed ligt, stapt Elisabeth de kamer binnen. Ze vraagt zich af waarom Joni’s getuigenis zo bijzonder gevonden wordt. Zo bijzonder voel ik mij anders niet, denkt Joni, van „de verfomfaaide lakens half over mijn nutteloze ledematen” naar de geloofsheldin naast haar kijkend. Ze praten verder. Wat zegt het over het christendom, als het mensen die door lijden het merkteken van Christus dragen ”bijzonder” noemt? Het zou normaal moeten zijn. Wie Christus volgt, krijgt het kruis erbij. Dat zit in het pakket.
„Raap jezelf bij elkaar door de genade van God, hijs je kruis op je schouder, volg je Zaligmaker op zijn bloedbedropen pad naar Golgotha. En klaag niet.” Deze volstrekte no-nonsense benadering –Elisabeths handelsmerk– past nauwelijks in deze tijd. Misschien klinkt het zelfs kil, en toch zit er een vreemde troost en warmte in. We zijn niet bijzonder. Bijzonder betekent ook: alleen. Maar wij gaan in een lange rij. We horen bij een kudde.
Hieraan dacht ik tijdens de hoogoplopende commotie over bijzondere scholen, die mensen met een bijzondere geaardheid zouden afwijzen en buitensluiten. Wat zou Elisabeth zeggen? Kijk er maar niet van op. Natuurlijk worden we geframed, verkeerd geciteerd, van ons perceel geschopt, uit elkaar gedreven. Het zit in het pakket. Take it.
Maar nu draai ik de spiegel. Misschien maken wíj van homo’s (net als van singles) wel een te bijzondere groep: die met een relationele dwarslaesie. Geen partner, geen kinderen, geen seksuele gemeenschap. Maar juist in het christendom zou dat niet zo heel bijzonder moeten zijn. Er staat een bijna vergeten hoofdstuk in de Bijbel over alleen blijven als roeping, een betere roeping zelfs dan het huwelijk. Beide roepingen vragen om een offerend leven. We zouden één groot leger van geroepenen moeten vormen. Te herkennen aan een kruis dwars door onze eigen wil en verlangens heen. Niet om die te ontkennen, te vernietigen of af te wijzen, maar omwille van een grote liefde Die dat allemaal waard is.
Dat is wel een geheim. Hierop doelde Jim Elliot toen hij Elisabeth schreef hoeveel hij van haar hield, maar ook dat hij zeker wist dat Gods goedertierenheid beter is dan een verloving. Zulke geheimdragers trekken anderen aan. „Be like her” fluisterde het in Joni toen ze Elisabeth leerde kennen. Als het zo gaat fluisteren in de kerk – dat zou ik pas echt bijzonder vinden.