Kruiswegen
Psalm 84:7
„Als zij door het dal der moerbeziebomen doorgaan, stellen zij Hem tot een Fontein; ook zal de regen hen gans rijkelijk overdekken.”
Als het smartelijke kruiswegen zijn die Gods kind bewandelen moet, dan onderwerpt hij zich aan die wegen. Hij heeft de lijdzaamheid der heiligen geleerd. Hoe benauwd het valt, Kanaän zal het alles zoet maken. Moet hij nu onder veel tranen wandelen? Hij gelooft dat God hiernamaals alle tranen zal afwissen. Dus kan hij weleens roemen in de verdrukkingen en zingen in het midden van vele smartelijke omstandigheden. Verder heeft zo’n met God wandelende Noach de deugd van zelfverloochening geleerd. De Heere, met Wie hij wandelt, heeft gezegd: „Die Mijn discipel wil zijn, die met Mij wil wandelen, neme zijn kruis gewillig op, en volge Mij na in de weg die Ik met hem wil wandelen.” Te meer is hij hiertoe gewillig, omdat zijn Leidsman hem niet alleen in die wegen leidt. Ja, Jezus Zelf heeft in al die smartelijke wegen gewandeld, in de dagen van Zijn vernedering. Hoeveel benauwde wegen heeft Jezus betreden! Nog is Hij bij hem, en daar vertrouwt hij op (Jesaja 43:1,2). Daarom volgt hij welgemoed het Lam, waar Het ook heengaat. Leidt de Heere hem in donkere wegen –waardoor hij zijn Leidsman, Die met hem wandelt, niet ziet– en houdt Hij zich stil en houdt Hij Zich wat op afstand? Hij blijft zich evenwel aan de Heere vasthouden en op Hem en Zijn leiding vertrouwen.
Johannes Groenewegen, predikant te Werkendam
(”Verzameling van veertien preken”, 1766)