De praktijk van een Schotse zielenarts: William Guthrie
Als mensen niet naar de kerk gingen, zocht hij hen op. Zo verzuimde een man de kerkdiensten, zodat hij kon jagen. Ds. Wiliam Guthrie beloofde hem hetzelfde bedrag als hij naar de kerk zou komen. De man kwam en bleef komen. Later werd hij ouderling.
De Schotse predikant William Guthrie (1620-1665) werd in Pitforthy (Angus) geboren. Hij was de oudste zoon van een gezin van vijf kinderen. Hij studeerde theologie aan de universiteit van St. Andrews bij onder anderen Samuel Rutherford. Zijn leermeester was het middel tot zijn bekering. In 1644 werd hij bevestigd tot predikant in Fenwick bij Glasgow. Als eerste predikant in dit dorp ontdekte hij grote onwetendheid van geestelijke dingen. Hoewel dit hem ontmoedigde, werden zijn ijver voor de eer van zijn Meester en zijn grote liefde voor de zielen van de mensen door God gezegend.
Guthrie was een man met een teder hart, die oprechte liefde had voor de waarheid zoals die is in Christus Jezus. Zijn liefde voor de zielen van mensen kan worden gezien in de moeite die hij deed om mensen zover te krijgen dat ze kwamen luisteren naar de prediking van het Evangelie. Hij hield van zijn kudde en deed moeite om zijn schapen te bewegen tot het geloof. Na verloop van tijd zat het kerkje stampvol. Velen bezochten de avondmaalsdiensten.
Over Guthries twintigjarige bediening te Fenwick zegt Matthew Crawford, predikant van het naburige Eastwood: „Hij was het middel tot de bekering van vele honderden zielen en werd beschouwd als een van de grootste predikers in Schotland.” In 1664 werd hij afgezet als predikant, omdat hij de koning niet als het hoofd van de kerk erkende en de opgelegde bisschoppendienst niet wilde gehoorzamen. Zondag 24 juli preekte hij voor het laatst. Zijn tekst was Hosea 13:9: „Het heeft u bedorven o Israël, maar in Mij is hulp.” Zijn gezondheid ging achteruit en op 10 oktober 1665 stierf hij op 45-jarige leeftijd.
De meeste bekendheid kreeg Guthrie door zijn boek ”Des christens groot interest” (The Christian’s Great Interest). Dit boek werd voor het eerst gepubliceerd in 1659. De Engelse puritein dr. John Owen verklaarde: „Ik heb vele boeken geschreven, maar er is meer godgeleerdheid in dit boek dan in hen alle.”
Leidraad
”Des christens groot interest” of ”Het aandeel van een christen” bevat twee hoofddelen. Het eerste is ”Toetssteen van ons aandeel aan Christus”, het tweede ”Het middel om een zaligmakend aandeel aan Christus te krijgen”, waarin is opgenomen „een leidraad hoe met God een uitdrukkelijk verbond te maken.” De auteur bedoelt de opbouw en versterking van het ware geloof. Eerst is het nodig om te onderzoeken of men het oprechte geloof bezit, waardoor men deelheeft aan Christus. In de tweede plaats is het van belang om kleingelovigen handvatten aan te reiken waardoor zij tot de zekerheid kunnen komen dat zij deel aan Christus hebben. Hierbij is onontbeerlijk om „onderscheiden kennis” te verkrijgen over hun „aandeel aan Christus.”
Vervolgens komen de verschillende manieren waarop mensen tot Christus getrokken worden aan de orde. In het tweede hoofddeel richt Guthrie zich vooral tot de ongelovigen. Twee zaken staan hier centraal: de aanbieding van de genade en het aanvaarden en aannemen daarvan in geloof. De plicht van het geloof die als voorwaarde geldt om in het verbond met God te komen en de werkingen en gevolgen van het geloof komen aan de orde, evenals de zegen van het maken van een persoonlijk verbond.
Guthrie benadrukt dat de kennis van Christus nodig is om zalig te worden. Tijdgelovigen missen dat. „Er zijn veel mensen die onder de middelen leven en die zonder grond voorgeven een bijzonder aandeel aan Christus en aan Zijn gunst en zaligheid te hebben.” Maar hij laat hierop volgen: „En er zijn er velen die wel een goede grond hebben om zich Christus toe te eigenen en toch niet bevestigd zijn in het vertrouwen van Zijn gunst, maar zonder troost in het donker blijven.”
Guthrie wil er niet van weten dat door de vele obstakels de heilszekerheid een onbereikbaar eindstation is. „Men kan die met veel meer zekerheid kennen dan men vermoedt. Ja, de kennis hiervan kan veel gemakkelijker verkregen worden dan velen zich voorstellen (…). Nogmaals, een godzalige kan niet alleen tot de zekere kennis van zijn genadestaat komen, maar het is eveneens veel gemakkelijker te verkrijgen dan velen beseffen.” Om dit te onderbouwen, laat hij de Schrift spreken. Hij noemt Johannes 1:12: „Maar zovelen Hem aangenomen hebben, die heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven.” Wat belijdt de gelovige hier? „Welnu, ik heb Christus aangenomen op de wijze waarop de Schrift van Hem spreekt. Want ik heb een welgevallen in de weg der zaligheid door Christus; ik erken die voorwaarden, ik verwelkom de aanbieding van Christus in al Zijn ambten… Ik leg mijn hart voor Hem open en het gaat naar Hem uit; op Hem steun ik naar mijn vermogen.”
Deze tekst is voor Guthrie cruciaal als Schriftbewijs voor geloofszekerheid. Zo laat hij het besluit of wij deelhebben aan Christus bepalen door de Schrift en niet door de bevinding. Dit is een gezond uitgangspunt. Dit wil niet zeggen dat hij geen aandacht schenkt aan de zogenaamde innerlijke genadebewijzen, ook wel genadekenmerken genoemd, maar ook deze moeten uit de Schrift opkomen. Deze geloofsbevinding is geen grond maar wel nodig.
Westminster Confessie
De Schrift spreekt duidelijk over het geloof. De geloofsdefinitie die Guthrie omschrijft en die wij ook in de Westminster Confessie tegenkomen, is helder. Het gaat over het aannemen van Christus zoals Hij in het Evangelie wordt aangeboden. Het gaat over het omhelzen en voor waar houden van Gods beloften tot het persoonlijk nut. Dit is geen hersenschim, niet alleen een daad van verstand, maar het omvat de gehele ziel. De gehele ziel gelooft en niet een deel. Niet het gevoel gelooft, maar de mens gelooft door de Heilige Geest. Onlosmakelijk hieraan verbonden is de vernieuwing van hart en leven, anders is het geloof niet meer dan een geraamte zonder hart.
De nadere reformator Jacobus Koelman (1631-1695) voelde vanaf het einde van zijn studietijd „zich enorm aangetrokken tot de puriteinse stichtelijke lectuur.” Met de vertaling van Guthries ”Des christens groot interest”, waarvan de eerste druk in 1669 verscheen, luidde hij de publicatie in van een aantal Schotse puriteinse geschriften.
Grote verwachting
Koelman vertaalde het boek „niet zonder grote verwachting” dat het veel zegen zou verspreiden. De accenten die zo veelvuldig in het boekje van Guthrie voorkomen, hebben ook in Koelmans gemeente Sluis doorgewerkt. Vooral toen daar in 1671/1672 een geestelijke opwekking plaatshad.
De zegen die Koelman bedoelt, betrof ook gelovigen die misvattingen hadden over de verhouding van Wet en Evangelie. Hij doelt op hen „die hun enge wegen en Gods handelingen niet goed kennen en in het duister gaan.” Hun tegenwerpingen, twijfelmoedigheden en zwakheden worden „hier beschreven en uitgebeeld” en de „volle en onweersprekelijke oplossing” aangedragen. Er is geen reden om moedeloos te blijven en genoegen te nemen met enige achteruitgang in het geestelijk leven.
Koelman was verwonderd over de inhoud van het boek, „omdat Hij [God] zo’n gezegend instrument verwekt en bekrachtigd had, om zo nadrukkelijk, levendig en bondig de bijzonderste werkingen van de Heilige Geest en van het geloof in de vromen te beschrijven met de gronden waarop die gezocht en verkregen moeten worden.” Het boekje was „tegen goud niet op te wegen”, omdat het zo duidelijk het werk van God in de ziel beschrijft.
Komt tot Mij!
„Jezus stond en riep, zeggende: „Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke. Die in Mij gelooft, gelijkerwijs de Schrift zegt, stromen des levenden waters zullen uit zijn buik vloeien.” Nu roept Christus deze dag; wie wil tot Hem komen? Hij roept tot dove mensen, die nooit hoorden: „Wilt u horen en het gepredikte Woord geloven? Ik zal u ziende maken, u blinde mensen, die een dreigend gevaar tegemoet snelt. O, zijn er ook gewonde mensen, om geheeld te worden? Hier is balsem voor u. Is er ook iemand die gereinigd wenst te worden? Hier is water om u te wassen. Heeft iemand etterbuilen en zweren, om die te genezen? Komt, hier is zalf voor u. Zijn er onder u mensen met verbrijzelde beenderen? Hier is genezing voor u te bekomen. Worden er harde harten onder u aangetroffen? Hier is berouw te verkrijgen.
Zijn er ook verward en verbijsterd door duisternis? Komt, hier is licht voor u. Wenst iemand onderwezen te worden? Hier is lering te bekomen. Begeert u een vriend Gods te worden? Hier is verzoening voor u. Gaat iemand neergebogen onder zijn kruis en wenst hij ondersteuning? Hier is kracht voor u. Is er iemand die oordeelt dat hij zich bedriegen zal? Hier is raad voor u. Komt tot Mij en Ik zal u zeggen waar u bent en wat u doet!”
Uit: William Guthrie, ”In tijden van vervolging”, vijfde bundel (vert. C. B. van Woerden sr. en A. Docter), preek over Jes. 55:1 en 2, 2006.
Een verbond maken
„Als de gelovigen menen dat God ver van hen vandaan is en hun ziel in dorheid en verval verkeert, dan is het ’t veiligst Christus hartelijk aan te grijpen en Hem door het geloof opnieuw te omhelzen tot vrede en rust voor hun ziel (…). Dit is de geschikte manier om sap te trekken uit de wortel Christus, tot herstel van de ziel en tot bevestiging van het hart voor Hem. (…)
In het houden van ’s Heeren avondmaal behoren de mensen God in Christus hartelijk aan te grijpen. Want dat is een liefdemaaltijd; dan komen wij persoonlijk en openlijk tot een plechtige belijdenis dat wij in de Heere Jezus geloven, terwijl wij er het zegel van ontvangen. Het is dus betamelijk op die tijd hart en tong in beweging te brengen, om onze belijdenis te beantwoorden en op te volgen, erkennende dat God onze God is en wij onszelf ten enenmale overgeven om de Zijnen te zijn, en dat tot Zijn dienst en naar Zijn wil.”
Uit: William Guthrie, ”Des christens groot interest” (vert. Jacobus Koelman), 2007.