Lezen is meer dan een luxe: over leesvaardigheid en leesplezier
De lezer is een bedreigde mensensoort, zoveel is wel duidelijk. Het minste wat we voor hem kunnen doen is onderzoeken onder welke voorwaarden hij kan gedijen. En laten we daarbij meteen accepteren dat niet iederéén plezier in lezen zal krijgen.
Je zou er zo een ontmoedigende compilatie van kunnen maken, van de honderden citaten die de laatste maanden opgeschreven werden in kranten of uitgesproken in talkshows en radioprogramma’s. Nederlandse tieners lezen niet meer. Ze willen het niet meer en kunnen het niet meer. En ze beleven er al helemaal geen plezier aan.
Als je alles tot je laat doordringen, zinkt de moed je haast in de schoenen. Deze week werd bekend wat het thema van de Kinderboekenweek van volgend jaar is en welke auteurs een boek mogen schrijven. Maar die grote leesbevorderingscampagne om kinderen aan het boek te krijgen kunnen we misschien beter maar meteen afschaffen. Waar dóén we het helemaal voor? En helpt het wel?
De kwestie ontlezing speelt al langer, en er is vaak hetzelfde gezegd, in allerlei toonaarden. Tegelijk staan opvattingen soms lijnrecht tegenover elkaar. Dat mondt uit in een kakofonie van voors en tegens en van analyses en oplossingen.
Het doet een beetje denken aan een klas vol kleuters, die allemaal willen vertellen dat ze iets in hun schoentje hebben gekregen, die tegen elkaar opboksen maar in veel gevallen weinig nieuws te melden hebben – een uitzondering daargelaten. Het klinkt ongeveer zo: Voer verplichte leesuurtjes in! Geeft het gewoon op, hang het boek maar aan de wilgen (aldus kinderboekenschrijver Jowi Schmitz)! Waarom zou lezen iets leuks moeten zijn? Dat verwachten we van rekenen toch ook niet? Zorg dat kinderen lezen leuk gaan vinden! Welnee, dat werkt niet, zet in op een boekenstraf, daar worden kinderen betere mensen van (schrijver en filosofe Stine Jensen)! Focus op het verhaal, dat is veel meer van deze tijd en niet op alleen het boek! De school moet het anders doen! Benadruk de rol die ouders hebben! Stop onmiddellijk met het veel te technische vak begrijpend lezen (een discussie die Arjen Lubach aanzwengelde in zijn populaire tv-programma)! Schaf die hopeloos ouderwetse leeslijsten af! Accepteer gewoon dat er ook niet-lezers zijn! Lezen is geen hobby voor de vrije tijd, het is noodzaak voor een menswaardige samenleving (nogmaals Stine Jensen)!
Plezier of vaardigheid
In deze wirwar van meningen, visies en adviezen is het een goede eerste stap om eens na te gaan waar we het eigenlijk over hebben. Dat is lang niet altijd zo helder als het misschien lijkt. In de breed uitgewaaierde meer-aandacht-voor-lezendiscussie waarin iedereen zich graag mengt, lopen de zaken flink door elkaar heen.
Het gaat in de discussie om twee verschillende zaken: om leesvaardigheid en om leesplezier. Leesvaardigheid is dat je technisch in staat bent een tekst te ontcijferen en te begrijpen. En leesplezier duidt aan dat je het leuk vindt om te lezen. Op beide punten scoren Nederlandse jongeren steeds lager: bijna een kwart van de 15-jarige jongeren kan bijvoorbeeld een bijsluiter niet goed begrijpen. „Onvoldoende geletterd om mee te komen in de maatschappij”, noemt de Onderwijsinspectie dat. Leesplezier moet het doen met nog minder rooskleurige cijfers: iets meer dan 40 procent vindt lezen „tijdverspilling” (zie ”Wat is er aan de hand?”).
Hobbyisme
Nu is duidelijk dat een belabberde leesvaardigheid een acuter probleem is dan verminderd leesplezier. Om mee te kunnen komen in de maatschappij móét je simpelweg kunnen lezen. Dus stap 1 is: kinderen en jongeren op de een of andere manier beter leren lezen. Daar zijn goede afspraken met scholen voor nodig – net als geld. Het alleen maar hebben over ”plezier” en over ”leuk” kan wat dat betreft zelfs gevaarlijk zijn, stelde de commentator van NRC eind vorig jaar. „In zulke formuleringen is de amusementswaarde leidend, waardoor lezen dreigt af te glijden naar hobbyisme. Voor je het weet is leesbevordering een luxe, die ook wegbezuinigd kan worden.”
Sterker nog: „Lezen leuk vinden hoeft niet, als je maar functioneel kunt lezen”, vindt Kees Vernooy, wetenschapper en autoriteit op het gebied van effectief leesonderwijs (Nederlands Dagblad, 2 oktober 2020) en er zijn meer die zo denken. We moeten misschien ook niet teveel willen: niet iedereen zal lol in lezen krijgen. Dat is niks nieuws.
Maar natuurlijk hebben leesvaardigheid en leesplezier wel met elkaar te maken. Heel simpel: als je niet goed kunt lezen, zul je lezen minder snel leuk vinden. En als je lezen niet leuk vindt, lees je minder. Dus oefen je minder en gaat je leesvaardigheid niet vooruit.
Op dat vlak kan dus zeker wat gewonnen worden. Met in het achterhoofd de wijze woorden van psychologiehoogleraar Gijsbert Stoet (NRC, 8 juni 2020): „We hebben het kinderen de afgelopen jaren ontzettend makkelijk gemaakt om geen boeken te lezen.” Hoog tijd dus voor stap 2: een omgeving creëren waarin plek is voor leesplezier, of die lezen in elk geval niet in de weg staat. En mochten politiek en beleidsmakers nou niet zoveel haast maken (wat zomaar zou kunnen): met stap 2 kan iedereen meteen beginnen.
Op deze pagina als handreiking drie voorwaarden voor een goed leef- en leesklimaat voor de bedreigde lezer.
Voorwaarde 1: status
„Lezen moet weer cool worden”, schreef hoogleraar onderwijskunde Monique Volman begin dit jaar in NRC. „De beeldvorming is nu dat lezen een suffe bezigheid is.” Dat ”cool” is iets anders dan ”leuk”: het heeft meer met status te maken.
Er zijn natuurlijk nog altijd kringen waar volop wordt gelezen. En vanuit een christelijke visie kunnen we ons amper voorstellen dat het boek geen zeggingskracht meer heeft. Zeker vanaf de kansel heeft het boek nog altijd impact – en anders refereert de predikant in het kerkblad wel aan iets wat hij gelezen heeft.
Maar „vanzelfsprekende belezenheid” is er niet meer in de maatschappij, constateerde de directeur van Stichting Lezen, Gerlien van Dalen, eerder dit jaar al. Wanneer hoor je –in de woorden van Van Dalen– een publiek figuur nog iets aanhalen wat hij gelezen heeft?
We lezen heus nog wel regelmatig, maar we praten er te weinig over. En jongeren kunnen zelfs niet meer met goed fatsoen zeggen dat ze van boeken houden, weet universitair hoofddocent Mia Stokmans, die jarenlang onderzoek deed naar leesattitude. Ze kunnen zomaar uitgelachen worden.
Die lage status is fnuikend. Het is cruciaal dat lezen weer een breed gedragen sociaal-maatschappelijke activiteit is. Net zo gewoon als nu het social distancing is, zei Stokmans deze zomer in magazine ”Lezen” van Stichting Lezen. „Iedereen moet het gewoon doen: niet teruggetrokken op een zolderkamertje, maar zichtbaar, daar waar andere mensen zijn, zodat wat je leest als vanzelfsprekend een gespreksonderwerp wordt.”
Voorwaarde 2: rust
Snel, kort en flitsend. Dat is de manier waarop we gewend zijn om informatie tot ons te nemen. Zelfs een tijdschrift of krant lezen heeft soms iets onrustigs, met al die korte stukjes, zei een collega pas. Social media en het vluchtig lezen vanaf een scherm (waarbij een boek lezen op een e-reader natuurlijk van een andere orde is) – beide doen meer met ons dan we misschien denken.
Zeker jongeren weten amper meer wat concentratie is, ze zijn gewend om voortdurend afgeleid te worden door appjes en andere binnenkomende berichten. Maar laat het helder zijn: ook breder neemt het vermogen om diep en geconcentreerd te lezen af. En juist daarmee train je je geheugen, leer je verbanden leggen en prikkel je de verbeelding. „Het is de sleutel voor alles: goed kunnen leren op school, zelfstandig functioneren in de samenleving”, aldus Edith Hooge, voorzitter van de Onderwijsraad, begin dit jaar in NRC.
Als zelfs mensen met een letterenachtergrond –ik spreek uit ervaring– al moeite ervaren om de rust te nemen om een boek te pakken, hoe moet het dan zijn voor een tiener die nog nooit de diepe voldoening heeft ervaren die je voelt wanneer een boek voor je gaat leven, wanneer een artikel je raakt? „Ik kom pas tot rust bij een lang stuk”, zei diezelfde collega. Wat weer mooi laat zien dat wie de moeite neemt om in een geconcentreerde toestand te raken er meteen wat voor terugkrijgt.
En nog los van het vermogen tot concentratie: er is zoveel concurrentie waardoor lezen een deel van zijn aantrekkingskracht heeft verloren. Als games, filmpjes en apps ook een optie zijn, sneeuwt het boek snel onder. Dat blijkt eenvoudigweg in het leven van alledag.
Het is een belangrijk punt van aandacht: om tot lezen te komen is een omgeving nodig waarin het ongestoord mogelijk is. De schoolsetting leent zich daar goed voor, maar waarom zou je thuis niet afspreken regelmatig de wifi uit te zetten?
Voorwaarde 3: kilometers
Kinderboekenauteur Janneke Schotveld gooide in oktober even een steen in de leesvijver. We hoeven niet haastig op zoek naar nieuwe oplossingen, was haar boodschap. „De remedie is al jaren even bekend als simpel: lezen”, schreef ze in de Volkskrant.
Eenvoudig, en er is weinig op af te dingen. Kilometers maken, dat zet zoden aan de dijk. Lekker lezen op de bank; en als dat niet lukt: minstens lezen op school. Gelukkig gebeurt dat ook al, maar zeker op het middelbaar onderwijs en in het vmbo zou het structureler moeten. En de uitvoering kan soms beter. Pas bij twintig à dertig minuten raak je in een bepaalde concentratie, blijkt uit onderzoek, dus lang aaneengesloten lezen is een must. En verbind er vooral niet te veel voorwaarden aan, aan dat vrije lezen. Laat het leuk en ontspannen zijn. Maar zorg wel dat de teksten uitdagend zijn. Niks uitgekleed, eenvoudig en bomvol informatie –zoals onderwijsteksten soms zijn–, maar ”rijke teksten”, zoals dat in vaktaal mooi heet. Lezen moet een ereplek krijgen. Boeken zouden iets moeten zijn waar we niet omheen kunnen. Zeker niet op school, waar de invoering van computers en tablets de leesvaardigheid ook niet ten goede komt. Filmpjes om een thema te introduceren zijn natuurlijk prima, maar gebruik ze liever niet ten koste van boeken. Ze kunnen kan juist zo goed als opstapje dienen naar een tekst, aldus Gerdineke van Silfhout, taalexpert en leerplanontwikkelaar, begin dit jaar in het magazine ”Lezen”. „Gebruik ze ter verrijking, niet als vervanging.”
En nee, het boek inwisselen voor ”het verhaal”, zoals tegenwoordig van verschillende kanten wordt geopperd (want een film is toch ook een verhaal en doet toch ook wat met je?), daarmee win je de wedstrijd niet. Ook al heeft het verhaal absoluut oudere wortels dan het boek, in onze geletterde samenleving ga je het er niet mee redden.
Lezen is nodig om mee te komen. En om te kunnen lezen, moet je lezen. Daar verandert geen enkel plan van aanpak iets aan.
Wat is er aan de hand?
„Ontlezing is een trend die al een halve eeuw meegaat. Eerder een gezellige traditie voor het einde van het jaar dan een trend dus”, schreef columnist Gerwin van der Werd vorig jaar december een beetje cynisch in zijn column in Trouw.
Daar zit wel wat in. Ooit was er tijd dat mensen veel lazen. Nu is dat minder, en dat speelt al heel wat decennia. En om het nog verder te relativeren: er was eens een tijd dat niemand las, of vrijwel niemand. Zo oud is de boekdrukkunst immers nog niet.
Waarom gaat het het afgelopen jaar dan ineens zo vaak over afnemende leesvaardigheid en leesbevordering? Zelfs populaire tv-programma’s wijden er items aan – dat zegt iets. Het heeft ook wel een reden: uit de jongste Pisa-meting (2019), een internationaal vergelijkend onderzoek onder scholieren, bleek dat de leesvaardigheid van Nederlandse jongeren lager was dan ooit, en lager dan in de 36 andere overwegend welvarende landen uit het onderzoek. Daarnaast: nergens in Europa hebben 15-jarige kinderen zo weinig plezier in lezen als hier.
Wat ook opviel: juist in het evalueren van teksten en het reflecteren erop scoorden tieners laag. Dat is zorgwekkend, want dat vermogen is van belang om teksten op hun waarde te schatten. En laat dat nu een vaardigheid zijn die in een tijdperk van desinformatie en complottheorieën heel goed van pas komt.