Obama plaveide de weg voor Trump
Als het gaat om de koers die de Amerikanen moeten kiezen, dan zijn Barack Obama en Donald Trump het hartgrondig met elkaar oneens. Maar wat betreft het middel, dan is er tussen hen een wonderlijke overeenstemming. Beiden bepleiten ”change”, verandering.
En Obama weet één ding heel zeker: Hij plaveide het pad voor „de totaal andere” Donald Trump.
Voor wie deelgenoot wil worden van de persoonlijke herinneringen van oud-president Obama, is het deze week verschenen boek ”Een beloofd land” een must. De lezer moet er wel even voor gaan zitten. Ofschoon hij beweert schrijven een hele opgave te vinden, is de uitgave een ‘pil’ van maar liefst 864 pagina’s. En wanneer je die gelezen hebt, ben je er nog niet. Obama beschrijft hierin nog niet eens de helft van zijn presidentiële loopbaan. Die duurde van januari 2009 tot januari 2017. Er volgt dus nog meer.
Het nu verschenen eerste deel eindigt met de verrassingsaanval in 2011 op het Pakistaanse Abbottabad, waarbij het terreurbrein Osama bin Laden door de Amerikanen werd gedood. Dat was misschien wel zijn meest gewaardeerde besluit uit de acht jaar dat hij Amerika leidde.
Overigens leest het boek als een trein. Ook al zegt Obama dat schrijven niet zijn hobby is, hij kan het wél. Obama is een begaafd schrijver, met een neus voor levendige, geestige details. Daardoor is de beschrijving van lastige politieke kwesties een goed leesbaar verslag van een ingewikkelde tijd geworden.
”Hope and Change”, hoop en verandering. Daarmee wist Obama in 2016 de stem van de meerderheid van de Amerikanen te winnen. Zijn verkiezing als eerste zwarte president van de VS was inderdaad een belangrijk markeringsmoment in de Amerikaanse geschiedenis. Alleen al dat feit werd beleefd als het bewijs dat de Amerikaanse samenleving veranderde.
Zelf zag de president dat ook zo. In zijn memoires vertelt hij dat zijn vrouw Michèle hem vroeg waarom hij dacht het pad naar het Witte Huis op te moeten gaan. Daar was maar één argument voor, schrijft hij. „Ik weet dat op de dag dat ik mijn rechterhand opsteek en de eed afleg om president van de Verenigde Staten te worden, de wereld anders naar Amerika zal kijken. Ik weet dat kinderen uit het hele land ook anders naar zichzelf zullen kijken.”
Bij zijn aantreden waren er hooggespannen verwachtingen. Alles zou anders, lees: beter worden. Na acht jaar was er weinig meer van die hoop overgebleven. De conclusie van veel Amerikanen was in 2016: „Obama heeft weinig van zijn beloften waargemaakt. Het land is meer verdeeld dan tien jaar eerder.”
Uit de nu verschenen memoires blijkt dat Obama zelf ook twijfelt of hij wel heeft bereikt wat hij wilde. Anders dan zijn opvolger Trump constateert hij niet succes na succes te hebben geboekt. Op verschillende plaatsen oefent de oud-president de nodige zelfkritiek uit. Hij geeft toe dat er een kloof zit tussen „wat ik van het presidentschap had verwacht en wat er in de praktijk gebeurde.” Hij vraagt zich af of hij niet te gematigd was. Een definitief oordeel velt Obama niet. Hij houdt het erop dat hij het land misschien beter van zijn boodschap had kunnen overtuigen.
Geloof
Dat hij als president voor een immense taak stond, lijkt Obama vooraf te hebben beseft. Hij beschrijft hoe hij op de morgen van zijn inauguratie een moment voor de spiegel stond, het hoofd boog en God om kracht en wijsheid bad. Overigens blijkt uit zijn boek dat het geloof voor hem weliswaar een inspiratiebron was, maar dat hij niet de behoefte had om dagelijks te leven uit de bron van het geloof.
Tot aan zijn verkiezing in 2008 ging hij iedere maand minstens één keer naar de kerk. Zijn thuisgemeente was de Trinity United Church, een zwarte, progressief-liberale megakerk. Predikant was Jeremiah A. Wright, een man met uitgesproken ideeën. Midden in de campagne van 2008 zag Obama zich genoodzaakt afstand van hem te nemen, omdat Wright onder andere beweerde dat Amerika het brein was achter de aidsepidemie en vanwege de sympathie die de predikant uitsprak voor islamitische strijdgroepen. Voor Obama was de breuk met ds. Wright een pijnlijke geschiedenis.
Eenmaal verhuisd naar de presidentiële ambtswoning, nam Obama’s kerkbezoek drastisch af. Hij schrijft: „Het kwam er niet van.” Dat hij christen is, moest volgens hem vooral blijken uit zijn daden en minder uit kerkbezoek en het onderhouden van godsdienstige plichten.
De oud-president zegt „van nature niet bijgelovig te zijn.” Toch had hij de gewoonte elke dag vier of vijf talismannen uit te zoeken en die in zijn broekzak te steken. Die moesten hem geluk brengen. „Ik probeerde te onthouden welke ik op een bijzonder goede dag bij me had gehad.”
In het boek gaat Obama in op grote zaken die op zijn pad kwamen en de afwegingen die hij daarbij moest maken. Bijvoorbeeld als het gaat over de miljardensteun in de bankencrisis, het afhandelen van de Irak-oorlog, de onderhandelingen over het zorgstelsel Obamacare, de dilemma’s van de Arabische lente en het ombrengen van Osama bin Laden.
In de uitoefening van zijn ambt heeft Obama naar zijn oordeel vooral hinder ondervonden van de Republikeinen, die zo ongeveer alles dwarsboomden wat hij voorstelde. Daarbij wijst zijn beschuldigende vinger vooral naar Mitch McConnell, de leider van de Republikeinen in de Senaat. Die tekent Obama als een man die „onbeschaamd zijn macht misbruikte.”
Welbewust maakte de president bij onderhandelingen met zijn politieke tegenstanders gebruik van de ervaring van vicepresident Joe Biden, die jarenlang in de Senaat had gezeten. „Een van de redenen dat ik Joe had gevraagd om als tussenpersoon te dienen –naast zijn ervaring in de Senaat en zijn juridisch inzicht– was dat ik mij ervan bewust was dat de Republikeinse achterban zich bij onderhandelingen met de vicepresident minder opwond dan wanneer er werd samengewerkt met (de zwarte islamitische socialist) Obama.”
Volgens de oud-president waren het niet zozeer zijn plannen, maar vooral zijn afkomst waarom conservatieven zich tegen hem verzetten. Volgens hen hoorde een zwarte man met een Arabisch klinkende naam niet in het Witte Huis. „Ik was iets gevaarlijks, iemand voor wie je bang moest zijn, die moest worden tegengehouden.”
Het was vooral Donald Trump die al in een vroeg stadium het verzet aanwakkerde. „Voor de miljoenen Amerikanen die je de stuipen op het lijf kon jagen met een zwarte man in het Witte Huis, kwam hij met een toverdrankje voor hun raciale angsten.”
Obama zegt ervan overtuigd te zijn dat z’n verkiezing in 2008 rechtstreeks tot de opkomst van Donald Trump heeft geleid. Hij constateert dat de „aandachtzoekende vastgoedmakelaar” Trump succesvol inspeelde op „duistere krachten” in de Republikeinse Partij. „Het was alsof alleen al mijn aanwezigheid in het Witte Huis een diep verankerde paniek had veroorzaakt. Alsof de natuurlijke orde was verstoord”, schrijft hij. Trump kon volgens hem meeliften op een „emotionele, instinctieve reactie op mijn presidentschap, die weinig te maken had met de verschillen in beleidsopvatting of in ideologische overtuigingen.”