Lamechs verwachting
„Noach wandelde met God.” Genesis 6:9d
Wie Noach was, is bekend. Ondertussen is het duister welke troost Lamech van deze zoon verwachtte. Zou hij gedacht hebben dat hij misschien het beloofde zaad was? Of zou hij hem als een voorbeeld van het zaad ontvangen en aangemerkt hebben? Of was het de algemene blijdschap, dat hem na 182 jaar wachten een zoon geboren werd? Of zou hij hulp van hem verwacht hebben om de kost te winnen op dit doornig aardrijk dat om de zonde vervloekt was, en zijn vermogen niet gaf dan door veel arbeid?
Wij laten ieders gedachten spelen zoals zij willen, als zij geen voor God onbetamelijke dingen denken. Misschien had Lamech voor de geboorte van Noach van God in het verborgen iets gehoord, dat de zoon die hem geboren stond te worden een groot man zou worden, en een behouder van de wereld, zonder dat Lamech nauwkeurige kennis had wat God bedoelde. Dat heeft hij voor zijn dood reeds gezien, want terwijl hij maar vijf jaren voor de zondvloed stierf, wist hij reeds van het bouwen van de ark en dat God de aarde zou verdelgen door een watervloed.
Noach leefde in een droevig en vreselijk tijdsgewricht, in het midden van een boze wereld zoals er staat: „Maar de aarde was verdorven voor Gods aangezicht, en de aarde was vervuld met wrevel; want alle vlees had zijn weg bedorven op de aarde.”
Johannes Groenewegen, predikant te Werkendam (”Verzameling van veertien preken”, 1766)