Levensschetsen uit de kleine kerkgeschiedenis
Mastenbroek, jarenlang bibliothecaris van de Theologische School der Gereformeerde Gemeenten te Rotterdam, heeft vele kerkhistorische publicaties op zijn naam staan. De meeste hebben betrekking op de zogenoemde kleine kerkgeschiedenis en dan van de afgescheiden kerken. Dat geldt ook voor ”Geoefend in genade”.
Tien levensschetsen van mannen die allen de Heere vreesden zijn daarin opgenomen. De eerste is die van Aart van Bochove (1870-1954), een man die veel betekend heeft in de kring van de Gereformeerde Gemeenten, en de laatste die van prof. G. Wisse (1873-1957). Die heeft een iets ander karakter dan de andere. Omdat al veel over prof. Wisse is geschreven, beschrijft de auteur niet zijn gehele levensgang maar vermeldt hij een aantal anekdotes.
De kinderen van God die de auteur beschrijft, komen we niet alleen in hun kracht maar ook in hun zwakheden tegen. Ontroerend vond ik dat Huibert Duijster (1855-1955) eronder gebukt ging dat zijn broer Koek niet deelnam aan de bediening van het heilig avondmaal. De reden was dat hij Christus niet in die mate kende als zijn broer. Pas na het sterven van zijn broer ging hij aan. Bij de begrafenis van zijn broer had ds. Van Gilst hem gevraagd of hij ook zo gelukkig was als zijn broer. In het regionale dialect had hij geantwoord: „Somtijen, dominee.” Een antwoord dat recht doet aan het feit dat geloof en gevoel niet altijd samengaan, maar dat wellicht toch ook laat zien dat Koek nog te veel bij het gevoel leefde.
Joden
Van Eldert Kooijmans (1866-1940) lezen we dat hij in contact kwam met Gods Woord doordat hij conciërge werd bij de vereniging Elim. Deze vereniging ving Joden op die vanuit Oost-Europa via Rotterdam naar Groot-Brittannië en Amerika emigreerden. Hun werd ook vanuit de Schriften betuigd dat Jezus de Christus is. De drijvende kracht was Joseph Zalman, een Jood die Jezus als de Christus beleed. Na verloop van tijd voelde Kooijmans zich bij Elim geestelijk minder thuis. Hij voegde zich bij de gemeente van ds. C. Pieneman.
Een omissie is dat de auteur niet aangeeft waar het bij Kooijmans nu op vast zat. De vereniging Elim was qua kleur behoudend confessioneel. En dan moeten we bedenken dat in die tijd de confessionelen nog helemaal tot de gereformeerde gezindte konden worden gerekend. Bij uitgeverij Den Hertog, die dit boekje van Mastenbroek uitgaf, verscheen ook een bewerking van het leven van Joseph Zalman.
Als het gaat om Cornelis van der Hoeven (1873-1957) lezen we dat hij na het overlijden van ds. A. van Dijke de gereformeerde gemeente van Nieuw-Beijerland verliet, omdat al het leven uit deze kerk was verdwenen. De auteur merkt op dat dit onterecht is, maar licht dat niet toe. Is er een verschil met de kerkelijke overgang van Kooijmans en zo ja, waar zit dan dit verschil op vast?
Het manco van het boekje van Mastenbroek is dat er te weinig, al is het maar tussen de regels door in de hele wijze van beschrijven, toetsing aan de Schrift plaatsvindt. Dat beperkt de waarde van zijn boekje en maakt dat het meer een stuk kennis geeft van de kleine kerkgeschiedenis dan dat het lezen ervan leidt tot opbouw in het geloof.
Godzaligheid
Als het gaat om de praktijk van de godzaligheid leven wij naar mijn diepe overtuiging niet in een rijke tijd. Zelf voel ik me op dit punt toch wat aan de rand van de gereformeerde gezindte staan zoals ze er nu uitziet en dat lag vroeger anders. Maar zijn boekje gelezen hebbend, kan ik de auteur niet bijvallen dat wij bij het beschrijven van het doorbrekend genadewerk in zondaarsharten en de oefeningen des geloofs meestal wat dieper in het verleden terug moeten. Uit eigen pastorale ervaring kan ik dat weerleggen.
Voor wie meer van de kleine kerkgeschiedenis wil weten kan ik dit boekje aanbevelen. Wie onderwezen wil worden in de Bijbelse boodschap kan slechtere boeken lezen, maar toch vooral ook betere.
Geoefend in genade. Uit het leven van tien godvrezende mannen, J. Mastenbroek; uitg. Den Hertog; 195 blz.; € 16,50