Privatisering gezag maakt bewindsman kwetsbaar
Doorgaans is het bekijken van trouwfoto’s een leuke bezigheid maar voor minister Grapperhaus is het een nachtmerrie. Zijn gezag is aangetast. Maar is hij hierdoor ook ongeloofwaardig?
De beelden van de bruiloft van Grapperhaus wekken verontwaardiging. Dat is begrijpelijk; zoals de bruidegom zelf heeft toegegeven, is de anderhalvemeterregel overtreden. Op zich is dit niet verbazingwekkend. In de werk- en privésfeer is het lastig om afstand te houden. Mensen zijn nu eenmaal geschapen als sociale wezens. Punt is echter dat het hier niet slechts om de bruiloft van Ferd en Elisabeth uit Amsterdam gaat, maar om het feest van de minister van Justitie en Veiligheid. Door de opgedoken beelden is zijn geloofwaardigheid in het geding.
Het is begrijpelijk dat Grapperhaus onder een vergrootglas ligt. Hij was het immers die de burgemeester van Amsterdam op tweede pinksterdag de anderhalvemeterregel voorhield. Tijdens een persconferentie noemde hij mensen die thuisfeestjes hielden aso’s. Als minister is hij de hoogste baas van de politie en de boa’s, de mensen die op straat het coronabeleid moeten handhaven. En hij is een van de gezichten van de coronawet, die de juridische basis van de genomen maatregelen, waaronder de anderhalvemeterregel, beter moet regelen.
Regels
Dit vereist een consequente opstelling. Niemand staat immers boven de wet. Als gezagsdragers zelf onzorgvuldig omgaan met de regels tast dit hun geloofwaardigheid aan, en daarmee het draagvlak voor hun beleid. Britse onderzoekers spreken in dit verband van het ”Cummings-effect”: toen een politiek adviseur van premier Boris Johnson de coronaregels overtrad, gaven veel burgers aan het zelf ook minder nauw met die regels te gaan nemen. Gezag vraagt om een voorbeeldfunctie.
Een foto waarop de minister gearmd staat met zijn kersverse schoonmoeder doet zijn geloofwaardigheid geen goed, evenmin een foto waarop hij de hand van een bruiloftsgast lijkt te schudden. En dat terwijl anderen hun bruiloft uitstellen of in kleine kring afscheid hebben moeten nemen van hun geliefden. Dat de minister spijt betuigt en tweemaal het boetebedrag aan het Rode Kruis overmaakte, is daarom een goed signaal. Maar helpt die boetedoening om zijn geloofwaardigheid te herwinnen?
In een moderne samenleving is gezag niet gebaseerd op gehoorzaamheid en positie, maar op visie en overtuigingskracht. De manier waarop een bestuurder zijn beleid uitdraagt en zelf praktiseert, is bepalend voor zijn geloofwaardigheid. Hierbij speelt beeldvorming een belangrijke rol: een foto waarop een minister het verkeerde voorbeeld geeft, tast zijn gezag aan. Hoe kan hij immers nog met gezag spreken als het op zijn eigen bruiloft misgaat? Het laat opnieuw zien hoe kwetsbaar gezagsdragers in een moderne samenleving zijn: de betrouwbare bestuurder van vandaag is de ongeloofwaardige brekebeen van morgen.
Nu is er ten aanzien van de geloofwaardigheid van Grapperhaus een onderliggend probleem: de coronamaatregelen zelf, waar de minister mede het gezicht van is. De eensgezindheid die er in maart van dit jaar was, met de minister-president als redder van de natie, is voor een belangrijk deel verdwenen. Er woedt inmiddels een ‘discussie op anderhalve meter’ over het draagvlak voor de maatregelen. Dat neemt af, en niet alleen bij aanhangers van ”Viruswaarheid” van Willem Engel of van complottheorieën. Samen met het toenemende wantrouwen tegenover de overheid, bijvoorbeeld door de toeslagenaffaire bij de Belastingdienst, vormt het een giftige cocktail. Het beeld is ontstaan dat de menselijke maat bij de overheid weg is, dat de overheid niet voor maar tegen burgers is. Behalve een coronacrisis is er een gezagscrisis, en die twee lopen ongelukkig door elkaar heen. Op dit moment is de minister de kop van jut, maar de kwestie is ingewikkelder dan op het eerste gezicht lijkt: de geloofwaardigheid van de overheid is in het geding. Het aftreden van een minister zal dit niet herstellen.
Privatisering
In de kwestie-Grapperhaus blijft de vraag of de minister zijn geloofwaardigheid door het bruiloftsdebacle inderdaad kwijt is. Christenen die de vraag naar iemands geloofwaardigheid willen beantwoorden, moeten zich niet laten leiden door de publieke opinie maar door de Bijbel. In de Bijbel zijn gezagsdragers geloofwaardig omdat ze namens God regeren. In de taal van de Heidelbergse Catechismus: „het belieft God om ons door hun hand te regeren” (HC zondag 39). Uiteindelijk zijn niet mensen geloofwaardig maar is alleen God dat. Ook gezagsdragers blijken immers geen engelen te zijn maar mensen met fouten en gebreken. De Bijbel verdoezelt die niet. En toch is hiermee niet meteen hun gezag in het geding. Ook gezagsdragers kunnen fouten maken maar niet elke fout maakt iemand ongeschikt voor zijn functie.
De privatisering van het gezag, zoals die zich in de moderne westerse democratie heeft voltrokken, breekt ons op dit punt op: mensen hebben tegenwoordig geen gezag door hun functie maar ze moeten het verwerven door hun gedrag. Dat heeft als aantrekkelijke kant dat gezagsdragers zich bewust moeten zijn van hun voorbeeldfunctie; de keerzijde is dat elke misstap hun geloofwaardigheid aantast. Van geduld hebben met de zwakheid en gebreken van gezagsdragers, zoals de Catechismus zegt, kan dan geen sprake meer zijn.
Barmhartigheid
Dit laatste betekent voor gezagsdragers geen vrijbrief om zelf de regels aan de laars te lappen. Wie beseft dat hij uit Naam van God regeert, zal zijn voorbeeldfunctie serieus nemen. Maar er worden fouten gemaakt. Volgens de Bijbel is echter niet degene die een overtreding begaat ongeloofwaardig maar wie zijn misstappen en zonden verdonkeremaant. De dichter van Spreuken zegt dat een mens die zijn overtredingen bedekt niet voorspoedig zal zijn. Wie ze echter belijdt en nalaat, zal barmhartigheid verkrijgen (28:13). Als dit geldt voor de overtreding van de wet van God, dan zeker ook voor het overtreden van de anderhalvemeterregel.
Christenen moeten aan een minister die zijn misstap erkent én laat barmhartigheid bewijzen, al is het nog zo dom om in deze tijd zulke feesten te houden. De meeste besmettingen vinden, volgens de overheid, immers plaats in de privésfeer.
Grapperhaus had beter moeten weten én doen. Maar ook hij verdient, na zijn publieke schuldbelijdenis en boetedoening, een tweede kans. Net zoals burgers bij een overtreding van de wet niet per se meteen een boete hoeven te krijgen, en zeker geen strafblad. Een beetje meer barmhartigheid in het politiek-maatschappelijke debat zou wonderen doen.