Column: De taal van God
„Vandaag leren we de taal waarin God het leven heeft geschapen.” Zo sprak op 26 juni 2000 de toenmalige Amerikaanse president Bill Clinton bij de presentatie van het menselijk genoom. Dertien jaar lang ploeterde een internationaal team van wetenschappers uit twintig onderzoeksinstituten en zes landen door een ‘taal’ die bestaat uit een vierletterig alfabet van A, G, C en T. Drie miljard van die letters (nucleotiden) geven woorden, zinnen en hoofdstukken die samen ons menselijke DNA of genoom vormen.
De kosten voor de ontdekking van deze ‘taal’ waren bijna 3 miljard dollar. De verwachtingen waren hooggespannen, nu we voor het eerst ons DNA, de ”blauwdruk van het leven” of ”het boek van het leven”, in handen hadden. Het zou de medische wereld totaal veranderen. Uw DNA zou een plek krijgen in de spreekkamer van uw (huis)arts. „Zeg mij wat uw DNA is en ik zeg wat u mankeert en welk medicijn u nodig heeft.” Geneeskunde-op-maat voor elk individu was binnen handbereik.
Hoe staat het twintig jaar later nu eigenlijk met het inlossen van die belofte? Critici zullen wijzen op het halflege glas en zeggen dat de huisarts nog steeds niet naar uw DNA kijkt. En dat u bij de meeste behandelingen nog steeds hetzelfde middel krijgt voorgeschreven als de rest van de mensen die aan deze zelfde ziekte lijden. En daar hebben ze gelijk in. Veel ziekten blijken veel complexer en niet (alleen) door genetische afwijkingen in ons DNA te worden veroorzaakt.
Het halfvolle glas is er zeker ook. Allereerst heeft de technologie om DNA van elk levend of dood organisme in kaart te brengen (”sequencen”) een enorme vlucht genomen. De kosten voor het sequencen van één menselijk genoom zijn gedaald van 1 miljard dollar naar 1500 dollar en daar doen we dan geen dertien jaar maar één dag over. Naar verwachting zal de prijs nog verder dalen, wat die geneeskunde-op-maat weer een stapje dichterbij brengt.
In de tweede plaats heeft de DNA-code de genetische oorzaak van veel ziekten prijsgegeven en geleid tot de ontwikkeling van nieuwe medicijnen. De ontdekking van mutaties in de borstkankergenen BRCA1 en BRCA2 geeft de mogelijkheid om erfelijke vormen van borstkanker op te sporen en deze ook te behandelen met het medicijn Lynparza. Op het gebied van hart- en vaatziekten werd ontdekt dat mensen met een zeer laag cholesterolgehalte een mutatie in het PCSK9-gen hebben. Op basis van deze vinding werden twee PCSK9-remmers ontwikkeld die nu gebruikt worden om het risico op hartfalen drastisch te verminderen in mensen met verhoogd cholesterolgehalte.
Ten slotte hebben we geleerd dat ons DNA ‘maar’ 22.500 genen bevat. Veel biologen hadden dat toch wat hoger ingeschat voor een complex wezen als de mens. Zeker als je weet dat de watervlo 30.000 genen heeft. Blijkbaar gaat de evolutionistische vlieger van toenemende complexiteit en dus meer genetische informatie hier niet op.
Ook kwamen we erachter dat wat evolutionisten ”junk-DNA” noemden, en geen functie zou hebben, bomvol zit met allerlei genetische informatie. De theorie dat dit ‘afval’-DNA een nutteloos overblijfsel van de evolutie zou zijn, kan dus in de prullenbak.
Nog een laatste opbrengst van het genoomproject: het DNA vertelt ons hoe verwant we zijn aan fossiele vondsten. Zo blijkt de Neanderthaler niet een menselijke soort maar een uitgestorven mensenras te zijn.
Op basis van DNA van mensen onderling kunnen we ook een soort stamboom maken van hoe de mens zich over de aarde heeft verspreid. En hoewel er nog veel werk verzet moet worden om die stamboom compleet te maken, tekenen de contouren zich wel af: de grote migratie van de mensheid over de wereld vond plaats vanuit het Midden-Oosten. Frappant dat die verspreiding niet in China, Australië of Zuid-Amerika begon. En dat doet mij dan weer denken aan de geschiedenis uit Genesis, het eerste boek uit het Woord van God. Het Boek van het Leven dat echt de taal van God bevat.
De auteur is moleculair bioloog.