Kerk & religie

John Davenport: puritein in drie landen

Het Begijnhof is een oase van rust in de Amsterdamse binnenstad. Het middeleeuwse kerkje in het centrum van het hof is sinds 1607 het onderkomen van de Engelse kerk. De beginjaren werden echter getekend door conflicten over kerkvorm en tucht.

Leen van Valen
4 June 2020 18:22Gewijzigd op 17 November 2020 07:37
De Begijnhofkapel is één van de oudste gebouwen van Amsterdam. Op 5 februari 1607 werd de eerste preek in de Begijnhofkerk gehouden door John Paget. Ook de Pilgrim Fathers gingen gedurende enkele jaren naar deze kerk. beeld RD, Henk Visscher
De Begijnhofkapel is één van de oudste gebouwen van Amsterdam. Op 5 februari 1607 werd de eerste preek in de Begijnhofkerk gehouden door John Paget. Ook de Pilgrim Fathers gingen gedurende enkele jaren naar deze kerk. beeld RD, Henk Visscher

De gevluchte puriteinse predikant John Davenport (1597-1670) dacht in deze migrantengemeente in vrede samen te leven met zijn landgenoten. Maar na vier jaar besloot hij de Hollandse Republiek te verlaten om in Noord-Amerika een nieuw bestaan op te bouwen. Op 30 mei was het 350 jaar geleden dat Davenport in New Haven overleed.

Na zijn studie in Oxford zocht Davenport een plaats in de Kerk van Engeland. In Londen was hij sinds 1624 met de bekende puritein John Preston verbonden aan de St. Stephen’s Church. Hij had zich goed en wel in de hoofdstad gevestigd, toen de pest uitbrak. De magistraat verordende dat in huizen waar deze ziekte gevonden werd, alle huisgenoten in quarantaine gingen. Deuren en ramen moesten worden gesloten en ook als ziekte tot de dood leidde, moesten ze nog zo’n dertig dagen binnenblijven.

De kerken riepen de inwoners van de stad op tot verootmoediging en vasten, om zo Gods genade over Engeland af te smeken. Davenport en zijn collega’s schroomden niet om zieken en stervenden te bezoeken. Tijdens zijn negenjarig verblijf in Londen werd hij ook geconfronteerd met ongewone droogte en een natte winter en voorjaar. Waarschijnlijk vormden deze ongewone natuurverschijnselen de aanleiding tot de pestplaag.

Aartsbisschop

In 1633 nam Davenport het besluit om naar de Nederlanden uit te wijken. Zijn puriteinse geloofsopvatting strookte niet met de hoogkerkelijke politiek van aartsbisschop Laud, waardoor hem het predikantschap in de landskerk onmogelijk werd gemaakt. Hij voegde zich bij de Engelse migrantengemeente aan het Begijnhof in de Hollandse Republiek. Pastor John Paget (1574-1638) vroeg hem om in zondagse diensten voor te gaan. Zijn puriteinse prediking sprak de gemeente aan.

In de Republiek ontmoette Davenport veel geestverwanten die ook waren uitgeweken. Veelal waren dat voorstanders van de kerkvorm van het congregationalisme (”congregation” betekent gemeente). De Engelse volkskerk, waar rijp en groen als lid werden aangenomen, had hen kritisch gemaakt. Zij streden voor een zuivere kerkvorm, bestaande uit zelfstandige gemeenten met strenge toelatingsnormen. Belijdenis van een waar geloof en een leven van godsvrucht waren eisen om lid te worden. De ”purity of worship”, een eredienst die niet gedomineerd werd door ritueel, gebedenboek en gewaden, zoals ook door de Engelse presbyteriaanse puriteinen werd voorgestaan, was bij de congregationalisten niet genoeg. Een gemeentevorm bestaande uit gelovigen die met elkaar in een verbond traden, wilden zij vormgeven. Omdat dit in Engeland niet lukte, week een deel van hen uit naar de Engelse koloniën in Noord-Amerika. Maar ook in de Nederlandse Republiek ontstonden gemeenten met deze structuur.

2020-06-04-katDO4-davenportklein-2-FC_web.jpg
John Davenport 1597-1670 vluchtte vanuit Engeland naar de Republiek. Na vier jaar koos hij ervoor om te vertrekken naar Noord-Amerika, waar hij zich inzette voor het geestelijk welzijn van de gemeenten in de Engelse koloniën. beeld Wikimedia

Problemen

De kerk aan het Begijnhof in Amsterdam had voor de presbyteriale kerkvorm gekozen. Paget sloot zich op dit punt aan bij de praktijk van de landskerk en stelde zijn gemeente onder opzicht van de classis Amsterdam. Davenport was een congregationalist – en dat stuitte al gauw op problemen. Beide predikanten vonden elkaar wel in een puriteinse leer en levensstijl.

Ook waren zij eensgezind over de verhouding tot Engelse afgescheidenen (separatisten) die verschillende andere gemeenten in Amsterdam gesticht hadden. Deze beschouwden de Engelse staatskerk als een valse kerk. Zij zochten evenals Davenport rust en vrede. Maar zij lagen na verloop van tijd met elkaar overhoop. Vooral op het punt van de doop gingen bij hen de wegen uiteen. Geen wonder dat Paget zich van deze groepen distantieerde en steun zocht bij de gereformeerde classis om zijn gemeente presbyteriaans te houden. Deze houding had echter wel consequenties voor zijn collega.

Tussen Paget en Davenport kwam het al gauw tot een breuk. Dat lag in de eerste plaats niet aan Davenport, maar aan de steile opstelling van zijn collega. Davenport was een man die de onderlinge vrede zocht en niet op ondergeschikte punten zijn zin wilde doordrijven. Wel had hij zijn grenzen, zoals bij het aannemen van nieuwe leden en de dooppraktijk. Ook wilde hij de contacten met de separatisten niet direct verbreken, omdat hij onder hen ook kinderen van God vond met wie hij zich geestelijk verbonden voelde.

Paget wilde geen contact met hen, maar volgde de kerkrechtelijke lijn van de Hollandse kerk. Zo had hij een ruime dooppraktijk; eenieder die de doop voor zichzelf of voor kinderen aanvroeg, werd geaccepteerd. Hij had hierover al eerder problemen gehad met de Engelse puriteinse predikant Thomas Hooker (1586-1647), die na een kort verblijf in de Republiek naar Amerika was uitgeweken.

Heet hangijzer

Davenport was wat dat betreft milder dan Hooker en wilde zo veel mogelijk de vrede bewaren. Maar ook bij hem werd het doopstandpunt een heet hangijzer. De kerkpolitieke maatregelen die hierop in zijn richting volgden, waren niet zo fris. Paget zocht op allerlei manieren te voorkomen dat Davenport voorganger werd. Ten einde raad was Davenport genoodzaakt om de kerk aan het Begijnhof te verlaten. Hij preekte afscheid uit Romeinen 14:19: „Zo laat ons najagen, hetgeen tot de vrede, en hetgeen tot de stichting onder elkander dient.”

Davenports contacten John Dury en Samuel Hartlib, die de eenheid tussen calvinisten en luthersen in Europa wilden bevorderen, bewijzen dat Davenport geen scherpslijper was. Hij zocht die eenheid ook onder de migrantengemeenten, zoals in Den Haag en Rotterdam. In Rotterdam woonde de bekende puriteinse theoloog William Ames of Amesius, die in 1634 plotseling overleed. Davenport volgde hem op in de Engelse koopliedengemeente die koos voor de congregationalistische kerkvorm.

Verdeeldheid

Vanwege de verwarring in de Hollandse migrantenkerken besloot hij toch om Thomas Hooker te volgen naar Amerika. In Boston (Massachusetts) aangekomen, werd hij ook daar geconfronteerd met onderlinge verdeeldheid. Hier ging het over de verhouding van wet en Evangelie. Een deel van de gemeente hield er antinomiaanse gedachten op na. Dit was een van de redenen waarom Davenport verhuisde en een kolonie stichtte in New Haven, waar hij tot aan zijn dood met veel vrucht arbeidde.

De pastor van drie landen leed ook in de nieuwe kolonie aan onderlinge verschillen. Hij verzette zich tegen het zogenoemde ”Halfway Covenant”, dat het ook mogelijk maakte de doop te bedienen aan kinderen van leden die niet aan het avondmaal gingen. Toch bleef hij een goede band houden met broeders die hierover anders dachten.

Davenport zette zich primair in voor het geestelijk welzijn van de gemeenten in de Engelse koloniën. Zijn geschriften getuigen van een diepe godsvrucht en niet aflatende ijver om zielen voor Christus te winnen (zie kader ”Ankerplaats te midden van stormen en beproeving”).

Ankerplaats in stormen en beproeving

Ook in tijden van verdeeldheid en beproevingen mocht de aandacht van Davenport niet worden afgeleid van het volgen van de Koning der kerk. Zijn boek ”The Saints Anchor-Hold in All Storms and Tempests”, naar Klaagliederen 3:24, laat zien dat Christus Zijn gemeenteschip in stand houdt te midden van alle mogelijke woelige baren van de wereldzee.

„Hoed u ervoor om onder beproevingen uw staat voor God verdacht te houden. Weet toch, dat als u ooit een helder getuigenis van Gods liefde tot u in Jezus Christus hebt ontvangen, dat deze liefde onveranderlijk is. Het is namelijk een eeuwige liefde. Volhard daarom in vertrouwen en verblijd u erin om uw hoop tot het einde toe vast te houden (Hebr. 3:6). Zeg met de kerk in Micha 7:8: „Wanneer ik in duisternis zal gezeten zijn, zal de Heere mij een licht zijn.”

Hoed u ervoor om uw troost te veel bij het schepsel te zoeken. Dit is onderworpen aan verandering en onstandvastigheid. Mensen zijn geneigd om onrust uit te broeden. Op ergernis volgt doorgaans ijdelheid en voordat men het weet, raakt men in de netten daarvan verstrikt.”

En naar aanleiding van de woorden uit Klaagliederen 3:24 („De Heere is mijn Deel”): (…) „Omdat de ziel zegt dat de Heere Zijn Deel is, houdt dit in dat hij zich geheel aan God toevertrouwt. Toen Job sprak: „Mijn ziel weigert uw woorden aan te roeren” (Job 6:7), toonde hij daarmee zijn grote afkeer daarvan aan. Maar toen hij zei: „Mijn ziel kiest de verworging; de dood meer dan het leven” (Job 7:15), gaf hij daarmee zijn vurigste wens aan. En toen de Heere sprak: „Ik zal hen getrouwelijk in dat land planten, met Mijn ganse hart en met Mijn ganse ziel” (Jer. 32:41), toonde Hij hiermee de vastheid van Zijn voornemen aan. Zo is het ook als de ziel zegt: „De Heere is mijn Deel.” Dan laat zij hiermee de volste en krachtigste verbondenheid aan God zien (…).”

Uit: John Davenport, ”The saints archor-hold in all storms and tempests”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer