Zingen in coronatijd in koor en kerk: niet doen, of toch wel?
En ineens zit het zingen in het verdachtenbankje. Het zou vergelijkbaar zijn met hoesten, en daarmee een belangrijke verspreider van het coronavirus. Onderzoeken spreken elkaar echter tegen. Wat moeten koren en kerken nu, als ze per 1 juni weer met dertig en per 1 juli met honderd man bijeen mogen komen? Zeven vragen en antwoorden.
Wat is het probleem met zingen?
Bij zingen haal je diep adem en adem je diep uit, zodat de druppeltjes die het coronavirus verspreiden (aerosolen) makkelijk naar buiten komen en anderen kunnen infecteren, zo is de gedachte. De verhalen over koren waar een bovengemiddeld aantal leden besmet is geraakt (zoals mannenkoren in Heerde en Hasselt en het Amsterdams Gemengd Koor, dat op 8 maart nog een uitvoering in het Concertgebouw gaf) voeden de gedachte dat zingen gevaarlijk is – iets wat premier Rutte gisteren tijdens de persconferentie nog eens herhaalde.
Maar daar is niet iedereen het mee eens.
Inderdaad. Onderzoekers spreken elkaar op dit punt namelijk tegen. Recente Duitse en Oostenrijkse onderzoeken (zie: ”Zingen in grote ruimte met juiste maatregelen redelijk veilig”) laten bijvoorbeeld zien dat de luchtverplaatsing bij zingen of bij de meeste blaasinstrumenten 1,5 meter verderop niet meer merkbaar is. Iemand als dr. ir. Ivo Bouwmans, die aan de TU Delft het onderzoek VirMus –speciaal voor musici in coronatijd– is gestart, pleit er echter voor het zekere voor het onzekere te nemen, ook al heeft hij nog geen bewijzen dat zingen een superverspreider van het virus is.
Tegelijk hebben diverse musici er de achterliggende dagen op gewezen dat in de media te snel het verband is gelegd tussen ziekte en zingen. Ze wijzen op het sociale aspect van het zingen in koorverband: vóór een concert als dat in het Concertgebouw op 8 maart ontmoetten de zangers elkaar in een kleine ruimte en na afloop werd er driftig geknuffeld. Dat kan net zo goed het virus verspreid hebben, terwijl het niets met het zingen op zich te maken heeft.
Intussen willen koren graag weer aan de slag.
Nederland telt zo’n 15.000 koren. Koepelorganisatie Koornetwerk Nederland zegt overspoeld te worden met vragen: het ene koor is bang weer te beginnen en wil wachten tot er een vaccin is, het andere zanggezelschap wil liever vandaag dan morgen starten. Koren krijgen ook uiteenlopende adviezen als ze bij GGD of RIVM informatie inwinnen: gaat het nu om een culturele activiteit (dat mag per 1 juni weer, met maximaal dertig personen en de anderhalvemeterregel) of is koorzang een inspannende binnenactiviteit vergelijkbaar met sporten (waarvoor dan 1 september wordt genoemd)?
Intussen komen diverse dirigenten met creatieve ideeën om het samen zingen per 1 juni weer mogelijk te maken. Bijvoorbeeld door grote koren in kleinere eenheden te splitsen en op verschillende locaties te gaan repeteren. Of door attributen te maken waardoor zingen veilig is. André van Vliet laat bijvoorbeeld in een filmpje zien hoe hij een zogenoemd ”zanghokje” vervaardigde waarin mensen achter plexiglas kunnen zingen. Arjan Breukhoven toont voor de camera hoe je in drie minuten tijd een ”zangspatmasker” maakt.
Koornetwerk Nederland kiest echter voor de veilige weg en adviseert zangers en blazers om voorlopig nog niet samen te musiceren. De Bond van Zangverenigingen van de Gereformeerde Gemeenten (BZGG) verwijst op zijn website naar de adviezen van Koornetwerk Nederland.
Hoe zit het met het zingen in de kerk?
Op dit moment wórdt er in veel kerken op een bepaalde manier gezongen – en dat mag ook gewoon. De paar aanwezige ambtsdragers en eventueel enkele anderen zingen bijvoorbeeld met het orgel mee, terwijl de gemeente die thuis meeluistert wordt uitgenodigd daar in te stemmen. In andere gemeenten treedt een groepje gemeenteleden met krachtige stemmen op als ”leadzanger” achter de microfoon. Op weer andere plaatsen worden oude opnames van de eigen gemeentezang gedraaid, waar de gemeente mee meezingt.
Maar als straks weer meer gemeenteleden de eredienst fysiek kunnen bijwonen, hoe gaat het dan?
Dat is de vraag. Op dit moment heeft de overheid nog altijd niet gezegd dat zingen na 1 juni verboden is – het ministerie van VWS doet nog onderzoek naar het effect daarvan. Wel zijn er kerkgenootschappen, zoals de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) en de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK), die inmiddels het advies hebben gegeven om na 1 juni de gezamenlijke zang vooralsnog achterwege te laten „omdat het een bron van besmetting lijkt te zijn”, aldus het PKN-protocol. De Gereformeerde Gemeenten gaven vrijdag 15 mei een protocol voor de anderhalvemeterkerkdienst waarin het zingen niet wordt genoemd. In een toelichting geven de deputaten echter aan het moeilijk te vinden het advies te geven om niet te zingen, gezien het belang van dit onderdeel van de eredienst. Daarbij wijzen ze ook op het verschil tussen kleine en grote kerkzalen. Tegelijk willen ze de uitspraken van deskundigen over verspreidingsgevaar tijdens het zingen niet negeren. Daarom leggen de deputaten de verantwoordelijkheid bij de plaatselijke kerkenraad.
Zingen is dus vooralsnog niet verboden na 1 juni. Wat zijn de mogelijkheden als gemeenten de samenzang toch willen handhaven?
Dat hangt van de plaatselijke situatie af. Of je nu in een klein schuurkerkje samenkomt, of dat je in een enorme ruimte als de Sint-Joriskerk in Amersfoort bijeen bent, dat maakt nogal verschil. Wat is het probleem als in de Joriskerk straks verspreid door de kerk dertig –en later honderd– in plaats van tien mensen meezingen?
Daarbij kan ook nog worden geredeneerd: het ene zingen is het andere niet. Geschreeuw in een stadion en gebrul tijdens carnaval is wat anders dan zingen in een kerk (het wordt momenteel allemaal op één hoop geveegd). En: (semi)professionele zangers –over hen gaan de onderzoeken– zingen veel krachtiger dan de gemiddelde kerkganger. Een groot deel van de gemeenteleden lispelt of murmelt eerder –weinig luider dan spreken– dan dat het zingt zoals een solist doet. Op dit punt zou een kerkenraad nog het advies kunnen geven aan de leden die graag luidkeels meedoen, zich vooralsnog wat ingetogener te laten horen.
Daarnaast zijn er alternatieven te bedenken. Het PKN-protocol noemt bijvoorbeeld, naast het declameren van een psalm of lied, de mogelijkheid om een klein groepje mensen namens allen te laten zingen. Ook wordt het meeneuriën met het orgel door de gemeente genoemd. Gedacht kan daarnaast nog worden aan de beurtzang: laten mannen en vrouwen afwisselend zingen, zodat er minder stemmen tegelijk klinken. Misschien is het nog het overwegen waard om iedereen bij binnenkomst een ”zangspatmasker” uit te reiken… En als we het echt in de kerkruimte te gevaarlijk vinden, kunnen we altijd nog na afloop op het kerkplein ons lied aanheffen.
Dus?
Wat betreft de koren: elk gezelschap zal z’n eigen beslissing moeten nemen. Ook daarin verschilt de ene situatie nogal van de andere. Ben je een jong mannenkoor met 25 leden die allemaal onder de 40 zijn? Of ben je een gemengd koor met 125 leden van wie de gemiddelde leeftijd ver boven de 60 ligt? En op welke locatie repeteer je: in een grote kerkruimte of in een benauwd zaaltje? Maatwerk dus.
Wat de kerkdiensten betreft: iedere kerkenraad zal hierin zelf zijn afweging moeten maken, al naargelang de eigen situatie. Ook hier spelen grootte van de gemeente en van het kerkgebouw een belangrijke rol in wat mogelijk is. Maatwerk dus.
Daarbij zal een gemeente goed moeten afwegen hoe lief het kerklied haar is. Sinds de lockdownmaatregelen wat versoepeld zijn, nemen we bewust weer meer risico’s. Dat de kinderen weer naar school gaan, is ook niet per se noodzakelijk: we vinden het belangrijk en daarom willen we de risico’s die daarmee gepaard gaan nemen. Voor de kerkzang geldt hetzelfde: natuurlijk is een eredienst zonder gemeentezang denkbaar (hoewel, kun je dan van een volwaardige eredienst spreken?). Maar hoe zwaarder dit onderdeel van de kerkdienst ons weegt, hoe meer risico –uiteraard binnen de overheidsrichtlijnen– we zullen willen nemen om de lofzang tóch gaande te houden.