Onderwijs & opvoeding

„Praat als ouder en leerkracht niet enkel over schoolprestaties”

Ouders en leerkrachten hebben het weinig over de godsdienstige opvoeding van hun kinderen en leerlingen, blijkt uit onderzoek van Driestar educatief. Dat kan anders, vinden de onderzoekers. „Praat niet alleen over het lezen of rekenen van een leerling, maar vraag bijvoorbeeld ook of hij of zij weleens vertelt over de momenten dat in de klas de Bijbel opengaat.”

28 April 2020 11:35Gewijzigd op 17 November 2020 07:32
Noteboom. beeld RD
Noteboom. beeld RD

Op welke manier is uw zoon of dochter bezig met de dingen van de Heere? Hoe kan ik thuis het gesprek over het Bijbelverhaal aangaan? Het zijn vragen die leerkrachten en ouders elkaar veel te weinig stellen, vinden Bram de Muynck, lector christelijk leraarschap, Albert de Vries, gz-psycholoog, en Jan Noteboom, docent pabo. Alle drie zijn ze werkzaam bij Driestar educatief.

De Muynck: „Protestants-christelijke (pc) en reformatorische scholen vinden hun identiteit heel belangrijk. Ouders ook; zij sturen hun kinderen juist daarom naar een school voor reformatorisch of pc-onderwijs. Hoewel beide partijen veel waarde hechten aan de godsdienstige opvoeding, lijkt het erop dat er nagenoeg niet met elkaar over dit onderwerp gesproken wordt.”

Dat vormde reden voor het onderzoekscentrum christelijk leraarschap van Driestar educatief om dit onderwerp eens onder de loep te nemen. „We wilden boven tafel krijgen hoe scholen en ouders over deze samenwerking op het gebied van godsdienstige opvoeding denken en hoe ze die vormgeven”, aldus De Muynck.

Wat wordt met de term godsdienstige opvoeding bedoeld?

De Vries: „We doelen daarmee op de opvoeding van kinderen door opvoeders die de intentie hebben hun kinderen met het christelijk geloof in aanraking te brengen.”

Het gaat echter niet alleen om het overdragen van kennis, benadrukken De Muynck, De Vries en Noteboom. De Muynck: „Het ideaal van godsdienstige opvoeding is dat het kind komt tot de belijdenis van Christus en Hem erkent als zijn Heere en Heiland.”

De lector spreekt met opzet over het ideaal en niet het doel. „Een doel is maakbaar, een ideaal onttrekt zich aan maakbaarheid.”

Waarom is samenwerking tussen school en ouders op het gebied van godsdienstige opvoeding belangrijk?

De Vries: „Ouders en leerkrachten kunnen elkaar hierin steunen en versterken. Een voorbeeld: er was een leerling die tijdens de Bijbelvertellingen erg afwezig leek. Toen de leerkracht dat tegen de ouders zei, kwam naar voren dat het kind juist erg diep bleek na te denken over geestelijke vragen en dat de afwezigheid geen teken van desinteresse was. Die wetenschap helpt de leerkracht het kind beter te begrijpen.”

De Muynck: „Als je ouders betrekt bij het leerproces van hun kinderen, dan helpt dat bij het verbeteren van hun leerprestaties. Ouders kunnen dan namelijk thuis inspelen op de dingen die hun kinderen lastig vinden. Zo ook bij godsdienstige opvoeding. Als je daar samen de schouders onder zet, kan er veel bereikt worden.”

De lector ziet daarnaast dat leerkrachten en ouders specifieke vaardigheden hebben en elkaar daardoor kunnen ondersteunen. „Leerkrachten zien soms dingen die ouders nog niet direct zijn opgevallen. Andersom is dat ook het geval. Onderwijsgevenden kunnen daarnaast leren van de manier waarop ouders –ook op het gebied van de godsdienstige opvoeding– met hun kinderen omgaan.”

Wat is de belangrijkste conclusie van het onderzoek?

Noteboom: „Allereerst kun je stellen dat er zowel op school als thuis veel aandacht wordt besteed aan godsdienstige opvoeding. Samenwerking tussen ouders en leerkrachten lijkt op dit vlak echter slechts sporadisch voor te komen.”

De Vries: „Daarnaast viel op dat er een verschil is tussen de twee reformatorische scholen en de pc-school. De ouders van de leerlingen op de reformatorische scholen blijken het belangrijk te vinden dat er eenheid is tussen school en gezin; dus dat de geloofsopvoeding zoals die thuis wordt gegeven op school wordt voortgezet. Je zou dan verwachten dat er meer samenwerking zou zijn op dit punt dan er nu is te zien.”

Hoe komt het dat er weinig samenwerking is?

De Vries: „Ik denk dan aan een eerder onderzoek door het Sociaal en Cultureel Planbureau. Daaruit blijkt dat reformatorische ouders over het algemeen erg overtuigd zijn van de deskundigheid van de school en zich minder actief opstellen dan de ouders van leerlingen op openbare scholen.”

Noteboom: „Je ziet daarnaast dat er onder leerkrachten een bepaalde angst of schroom heerst om met de ouders over dit onderwerp te praten.”

Hoe behoudender de school, hoe groter die schroom, blijkt uit het onderzoek. Hoe komt dat?

De Muynck: „Op pc-scholen zijn de verschillen tussen leerlingen relatief groot. Er is een grote variatie aan kerkverbanden en bijvoorbeeld kledingvoorschriften zijn minder strak.” Noteboom: „Men gaat op pc-scholen uit van diversiteit, maar op reformatorische scholen dus van eenheid. Dat uitgangspunt is wezenlijk verschillend en werkt door in de praktijk.”

De Muynck: „Het verschil zit hem in de angst om beoordeeld en veroordeeld te worden als het gaat om verschillen in religieuze opvatting of beleving. Zowel leerkrachten en ouders gaven aan dat die angst belemmerend werkt om een spade dieper te gaan in de gesprekken die ze op school over hun kind of leerling voeren. De leerkrachten op de protestants-christelijke school zien het persoonlijk contact met ouders echter vooral als kans om het Evangelie ter sprake te brengen.”

Paasviering

Er gebeuren ook veel goede dingen op de scholen, benadrukt het drietal. De Vries: „Er gaat bijvoorbeeld veel informatie, zoals het rooster van de Bijbelverhalen, naar de ouders. Ook stellen ouders het gezamenlijk houden van bijvoorbeeld kerst- en paasvieringen op prijs en vinden ze het fijn dat ze af en toe in de klas kunnen kijken en dan horen hoe het er bij het Bijbelverhaal aan toegaat.”

Noteboom: „Ouders blijken daarnaast het feit dát hun kinderen naar een school kunnen gaan waar de godsdienstige opvoeding van thuis wordt voorgezet, erg te waarderen.”

Weten ouders ook hóé die opvoeding op school wordt voortgezet?

Noteboom: „Nee, daarop blijken ze lang niet altijd zicht te hebben.”

Hoe zou de nauwere samenwerking tussen school en gezin eruit kunnen zien?

Noteboom: „Het begint bij het ontwikkelen –liefst samen met de ouders– van een schoolvisie op samenwerken. Verder kan de samenwerking op een heel praktisch niveau vormgegeven worden: de school kan bijvoorbeeld aangeven hoe ouders thuis kunnen doorpraten over het Bijbelverhaal.” De Vries: „Daarnaast zou het goed zijn als de leerkrachten tijdens de kennismakings- en tienminutengesprekken het onderwerp aan de orde stellen. Je kunt tijdens zo’n moment als leerkracht ook iets vertellen over hoe de leerling zich bijvoorbeeld gedraagt tijdens de momenten dat de Bijbel opengaat. Het kan ouders ook bemoedigen als ze horen dat hun kind betrokken meedoet.”

De Muynck: „We moeten er wel voor waken het spreken over de godsdienstige opvoeding in een bepaalde mal te gieten. Dan dreigt het gevaar dat het gesprek bij voorbaat al doodbloedt. Het gaat erom dat je het werk van de Heilige Geest niet in de weg staat door de dingen die je organiseert, maar ook niet door de dingen die je nalaat.”

Een open gesprek vraagt een klimaat van vertrouwen en wederzijds respect, ziet het drietal. „Je moet bereid zijn je kwetsbaar op te stellen en te luisteren en te leren van de ander. Dat kan soms lastig zijn, maar wanneer het wel gebeurt, levert dat uiteindelijk veel op.”

Onderzoek samenwerking godsdienstige opvoeding

Welke praktijken van samenwerking tussen leraren en ouders worden door beiden als steunend ervaren voor de godsdienstige opvoeding van kinderen? Dat is de onderzoeksvraag die centraal stond in het onderzoek vanuit het lectoraat christelijk leraarschap vanuit Driestar educatief.

Om deze vraag te beantwoorden zijn er twintig mondelinge interviews gehouden op drie basisscholen. Eén basisschool was een protestants-christelijke school, de andere twee waren reformatorische basisscholen.

Aan het onderzoek namen drie directieleden, acht leerkrachten en negen ouders deel.

Het onderzoek stond onder supervisie van lector Bram de Muynck en is uitgevoerd door Albert de Vries, Jan Noteboom en Fianne de With, toenmalig stagiaire bij Driestar educatief.

Het project krijgt een vervolg. Daarbij zullen vragenlijsten worden ingezet en zal de situatie in het voortgezet onderwijs worden meegenomen. Het is nog onbekend wanneer de uitkomsten daarvan gepresenteerd worden.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer