Héle coalitie liet, inzake verhuizing mariniers, steken vallen
Wie treft de mééste blaam voor de mislukte verhuizing van de mariniers naar Vlissingen? Staatssecretaris Visser, roept de Kamer in koor. Best, maar laten we de rol van de totale coalitie niet vergeten.
DENK-Kamerlid Öztürk is bij zijn collega’s niet populair. Reden: hij is een meester in stoken, jennen en uitdagen. En ontziet niemand.
Toch kan enig politiek gevoel hem niet ontzegd worden. Dat bleek deze week weer eens in het debat over de gemankeerde verhuizing van de marinierskazerne van Doorn naar Vlissingen.
Öztürk schoot als vanouds uit de heup. En ja, zijn spervuur schampte soms af op een adequate verdediging.Maar trof een volgende maal wel degelijk doel.
Verrassend was zijn aanval op SGP-woordvoerder Van der Staaij. Kern van zijn betoog: U, heer Van der Staaij, doet nu wel zo verontwaardigd over de bestuurlijke fouten van de staatssecretaris, maar ondertussen beschermt u de coalitie. U hád immers een motie van wantrouwen tegen Visser kunnen indienen –die wellicht tot haar val had geleid–, maar u hield het bij een lichter wapen: de motie van afkeuring. Daarmee werpt u, onder het mom van stoere kritiek, de coalitie „een reddingsboei” toe.
Origineel gevonden! Ook omdat Öztürks suggestie aansluit bij een breed levend gevoel: de SGP is meer dan andere oppositiepartijen geneigd dit kabinet te helpen.
Leuk bedacht dus, maar volkomen uit de lucht gegrepen, oordeelde Van der Staaij. „Dit is wel een heel bijzondere visie van de heer Öztürk om één van de stevigste instrumenten die wij als Kamer hebben, namelijk onze afkeuring uitspreken over gevoerd beleid, een reddingsboei te noemen.” En nee, overleg met de coalitie had hij hierover beslist niet gehad, verzekerde de SGP’er.
Veel dichter bij de roos kwamen Öztürks pijlen toen hij de coalitiewoordvoerders, in het bijzonder Bosman, onder schot nam. Klopte het, zo wilde hij van het VVD-Kamerlid weten, dat deze al op 16 januari door Visser telefonisch op de hoogte was gesteld van haar voornemen de verhuizing van de mariniers naar Vlissingen af te blazen? Ja? En wat had Bosman toen geantwoord? Was zijn eerste reflex geweest: „Geen denken aan; dat kunnen we niet maken tegenover Zeeland”?
Bosman verweerde zich door op de staatsrechtelijke toer te gaan. Nee, zo ging dat niet toe in een coalitie. Hij werd slechts geïnformeerd, meer niet. Een standpunt innemen, dat deed je pas na een kabinetsbesluit. Nu dus, in dit debat.
Een antwoord dat het DENK-Kamerlid hielp de genadeklap uit te delen: „Nee, meneer Bosman, als Visser u belt, doet ze dat –dat weet u best– om draagvlak te creëren. Om te polsen of zij dóór kan of niet.”
Een pijnlijk moment in het debat. Want de coalitiewoordvoerders zíjn er blijkbaar niet voor gaan liggen. En hebben niet gezegd: „Wat krijgen we nu? Eerst, als een haas, Zeeland informeren!”
Of wel. Maar dan hebben zij het gevecht verloren. Met in beide gevallen dit resultaat, dat zij in de Kamer in een ongemakkelijke positie belandden: enerzijds, voor het oog van een tribune vol Zeeuwen, moeten erkennen dat er procedureel is geblunderd. Anderzijds als coalitiepartner het kabinetsbesluit inhoudelijk moeten steunen.
Daarom, Visser heeft er een potje van gemaakt, jazeker. Maar in deze affaire liep niet alleen zij, maar liepen alle coalitiepartijen krassen op. Hier geldt: eerlijk zullen we alles delen. Ook deze afgang.