Kan Tweede Kamer import salafisme stoppen?
Een groep Kamerleden gaat de komende twee weken negentien personen scherp verhoren. Doel: uitzoeken op welke wijze „onvrije” islamitische landen Nederlandse moskeeën, onder meer via forse donaties, „ongewenst beïnvloeden.” Zeven vragen.
Waar gaat het precies over?
De parlementaire ondervragingscommissie ongewenste beïnvloeding uit onvrije landen (POCOB), zoals de commissie officieel heet, moet voor een doorbraak zorgen in een lastig dossier. Al jarenlang worstelt de politiek, landelijk en plaatselijk, met de vraag wat zij aanmoet met moskeeën en andere islamitische organisaties waarvan zij weet of vermoedt dat die grote geldstromen ontvangen uit onvrije staten, zoals Saudi-Arabië.
De vrees leeft dat deze landen hun donaties gebruiken om een verkeerde invloed uit te oefenen. Concreet: om salafisme en prediking van geweld ingang te doen vinden in Nederlandse moskeeën. Dat is, zacht gezegd, niet bevorderlijk voor de integratie van moslims in onze samenleving.
Kunnen zulke geldstromen dan niet gewoon verboden worden?
In het regeerakkoord is opgenomen om geldstromen uit onvrije landen, waarbij misbruik wordt gemaakt van vrijheden in Nederland, aan te pakken. Het blijkt echter uitermate lastig dat ook echt te doen. Hoe toon je bijvoorbeeld aan dát een donatie leidt tot ongewenste invloed? Bovendien valt het niet mee een sluitende definitie te maken van onvrije landen. En als je een zwarte lijst opstelt van dit soort staten, gaat zich dat in het diplomatieke verkeer van Nederland met deze landen, en in handelscontacten, dan niet tegen ons keren? Maar de belangrijkste vraag is misschien wel: moet je, met het oog op het beginsel van godsdienstvrijheid, wel zover willen gaan om zulke geldstromen wettelijk te verbieden? Iets wat ongewenst is, kan daarom nog niet altijd verboden worden.
Wat is al bekend over deze geldstromen?
In april 2018 onthulden NRC en Nieuwsuur, op basis van geheime lijsten van het ministerie van Buitenlandse Zaken, dat tenminste dertig islamitische organisaties in Nederland financiering aanvroegen of kregen uit Saudi-Arabië of Koeweit. Zo kreeg een moskee in Dordrecht 88.888 dollar uit Saudi-Arabië.
Het ministerie maakte na deze publicaties lijsten openbaar, afkomstig van de twee genoemde landen, met daarop aanvragen vanuit Nederland. Sinds 2016 kwam er echter beduidend minder informatie binnen, meldde minister Blok erbij.
Ruim een maand na de onthulling debatteerde de Kamer over de problematiek. In dat debat dienden SGP en SP een motie in die het presidium van de Kamer vroeg om een parlementaire ondervraging over ongewenste financiering van moskeeën.
Toen die motie bijna een jaar later door nagenoeg de hele Kamer werd aangenomen, stemde alleen DENK tegen.
Waarom koos de Kamer voor een zogeheten parlementaire ondervraging?
Het instrument parlementaire ondervraging is vrij nieuw. De huidige ondervragingscommissie is pas de tweede, na een commissie die in 2017 onderzoek deed naar fiscale constructies.
Een parlementaire ondervraging is een tussenvorm tussen een parlementair onderzoek en een parlementaire enquête en wordt ook wel mini-enquête genoemd. De Kamer verwachtte dat een gewone hoorzitting onvoldoende zou opleveren, maar koos niet voor het tijdrovende instrument van de parlementaire enquête. Uiteindelijk besloot men via een parlementaire ondervraging een reeks betrokkenen en deskundigen onder ede te gaan horen.
Wat wil de commissie weten en bereiken?
De commissie wil aan waarheidsvinding doen en feiten boven tafel krijgen. Daarnaast wil zij weten hoe beïnvloeding vanuit onvrije landen doorbroken kan worden.
De commissie werd in juli vorig jaar geïnstalleerd. In het achterliggende halfjaar heeft men al allerlei schriftelijke informatie verzameld. Daarbij stuitte men overigens op één probleem. De salafistische moskeeschool AlFitrah uit Utrecht, die ook een vorderingsverzoek kreeg, leverde echter geen stukken. De rechter stelde de commissie in haar recht, maar dat is tot nog toe zonder resultaat.
Wat gebeurt er de komende twee weken?
De commissie gaat tussen aankomende maandag 10 februari en 20 februari in zes verhoordagen negentien mensen onder ede ondervragen. Voor die personen geldt de plicht om te verschijnen en om mee te werken. In de eerste week worden deskundigen en mensen uit de islamitische gemeenschap verhoord. Zo worden AIVD-baas Dick Schoof en de vicevoorzitter van het Contactorgaan Moslims en Overheid ondervraagd. In de tweede week staan een drietal casussen centraal: de As-Soennah moskee in Den Haag, moskeeschool AlFitrah in Utrecht en de Nederlandse tak van het Turkse Diyanet. Daarbij zijn 140 Turkse moskeeën aangesloten.
De negenkoppige ondervragingscommissie doet de verhoren in teams van twee. De ondervragingen zijn openbaar en live te volgen. Na de verhoren wordt er een verslag opgesteld, dat naar verwachting eind april aan de Kamer wordt gestuurd. Die kan er vervolgens over debatteren. De commissie doet zelf geen aanbevelingen, maar zal zich in het verslag richten op feitelijke bevindingen, op een verantwoording van de ondervraging en op oplossingen die door anderen zijn aangedragen.
Hoe aannemelijk is het dat dit alles resultaat oplevert?
Of de inspanningen van de commissie daadwerkelijk voor een doorbraak gaan zorgen, valt te bezien. Ook al slagen de Kamerleden erin veel feiten boven tafel te krijgen, dan nog is dat allerminst een garantie dat ongewenste beïnvloeding een halt kan worden toegeroepen. De kwestie blijft namelijk erg complex. En niet alles wat de politiek ongewenst vindt, kan verboden of gestopt worden.