Vis werd in Spakenburg gewoon tussen de huizen gerookt
„Veel vissers in Spakenburg stapten al rond 1920 over op het venten met vis.” Volgens lokaal historicus Arie ter Beek is het „maar ten dele waar” dat vissers in het Utrechtse dorp massaal vishandelaar werden als gevolg van de afsluiting van de Zuiderzee in 1932.
In de jaren veertig kregen 115 visventers in Spakenburg een vragenlijst voorgelegd. Van hen waren er 45 na 1910 geboren. Slechts vier waren er visser geweest. Van de 70 oudere venters waren er 47 eerder visser van beroep. Veel van die vissers zijn vanaf 1920 gaan venten, ontdekte Ter Beek. „Begrijpelijk, want na de Eerste Wereldoorlog maakte de Zuiderzeevisserij een wat mindere periode door.”
Ter Beek, directeur van de Stichting Centrum voor Erfgoed & Cultuur in Bunschoten-Spakenburg, heeft weer een boek aan zijn historische publicaties toegevoegd: ”Vis op het droge”, over de geschiedenis van de visgroothandel in Spakenburg.
De visverwerkende industrie is de oudste grootschalige bedrijfstak in de gemeente Bunschoten. Spakenburg is van oorsprong de enige zeehaven van de provincie Utrecht. De vissersvloot bestond op het hoogtepunt uit zo’n 200 schepen. Er werd gevist op de Zuiderzee. De vangst werd vooral in Utrecht en Amersfoort op de markt verkocht.
„De handelaren kochten hun vis rechtstreeks van de vissers en gingen deze in de omgeving uitventen, lopend of met een hondenkar”, aldus Ter Beek. „De ondernemendste handelaren, in de volksmond bekend als de ‘grote karluuj’, brachten met paard en wagen in verder gelegen plaatsen hun vis aan de man. Ze kwamen zelfs in Nijmegen en Den Bosch.”
Aanvankelijk werd alleen verse vis verkocht. Ter Beek: „Vis is een bederfelijk product. Waar mogelijk werden daarom methoden toegepast om vis langer te bewaren. Begin tweede helft negentiende eeuw kwamen er zouterijen, vooral voor het zouten van ansjovis. Vanaf eind negentiende eeuw werd er ook vis gerookt. Gewoon tussen de huizen en overal waar maar een vrij stukje grond was om een schuurtje te bouwen.”
De verkoop beperkte zich eerst tot Zuiderzeevis. Na 1924 groeide de handel, ook doordat vrachtauto’s het vervoer van de vis vergemakkelijkten. Al voor de afsluiting van de Zuiderzee gingen de Spakenburgse vishandelaren zich toeleggen op Noordzeevis. „De afstand tussen Spakenburg en IJmuiden was met ongeveer 70 kilometer goed te overbruggen en gemakkelijk af te leggen.”
Ook voor de verkoop werd de actieradius steeds groter, zegt Ter Beek. „Over een Spakenburgse vishandelaar gaat het verhaal dat hij al voor de Tweede Wereldoorlog met een T-Fordje in Duitsland gerookte makreel ging verkopen. Hij kwam niet eerder terug dan nadat hij alle koopwaar was kwijtgeraakt.”
Over het algemeen waren de visgroothandels in Spakenburg familiebedrijven. „Met hun handelsgeest wisten ze zich een goede positie te verwerven. Tot het midden van de jaren tachtig bleven de meeste bestaan. Daarna volgde een proces van schaalvergroting. Verschillende bedrijven werden overgenomen en samengevoegd. Uiteindelijk bleven er twee grote en een paar kleinere over”, aldus Ter Beek.
De vis is nu, mede via internet, afkomstig uit alle delen van de wereld. Vrieshuizen verzekeren de handelaren van constante voorraad.
In de gemeente Bunschoten zijn circa 400 personen werkzaam in de visgroothandel, die tegenwoordig op bedrijventerreinen is gevestigd, en indirect nog vele honderden in de visdetailhandel. Ter Beek: „De visindustrie blijft een grote economische factor. Van de werknemers in Nederland in deze branche werkt 10 tot 15 procent in Spakenburg.”
”Vis op het droge”, (112 pagina’s, € 19,95) is verkrijgbaar bij Museum Spakenburg of via de auteur