Anderhalfverdieners: een dubbel probleem
Vaak gelden anderhalfverdieners als een probleem, zowel in de Nederlandse samenleving als in reformatorische kring. Maar de vragen die men dan stelt, zijn heel verschillend. Geldt van het grote aantal vrouwen die in deeltijd werken dat dit hun vrije keuze is of zitten die vrouwen in een deeltijdklem, waaruit ze moeten worden bevrijd?
Nederland kent een hoog percentage werkende vrouwen. Maar in nogal wat gevallen gaat het om deeltijdbanen. Terwijl mannen meestal een fulltimebaan hebben, werken (jonge) moeders vaak parttime. Vandaar dat men wel spreekt van het anderhalfverdienersmodel.
Tegelijkertijd ligt dat model onder vuur. Met een halve baan zijn de meeste vrouwen immers niet economisch onafhankelijk. Dat geeft problemen bij een echtscheiding of verbroken relatie. Zelfs wanneer vrouwen slechts een aantal jaren in deeltijd werken, blijkt dat schadelijk te zijn voor hun verdere carrière. Vandaar dat vrouwen nog steeds ondervertegenwoordigd zijn in topfuncties, zowel in de politiek als in het bedrijfsleven en de wetenschap.
Velen zien dat als een groot probleem. Vandaar het plan om beursgenoteerde bedrijven te dwingen tot een minimumpercentage vrouwen in hun Raad van Commissarissen. Een vergaande ingreep in de particuliere sector.
De geldende fiscale regels zijn zonder meer nadelig voor gezinnen met maar één kostwinner. In hoge mate nadelig zelfs. Dat is bewust beleid van de overheid. Ingegeven door emancipatoire en economische motieven.
Maar wat te doen met het grote aantal vrouwen die in deeltijd werken? Is dat hun vrije keuze, die gerespecteerd moet worden, of zitten die vrouwen in een deeltijdklem, waaruit ze moeten worden bevrijd? Zijn ze het slachtoffer van de hier nog altijd heersende moederschapscultuur, die vrouwen op achterstand zou zetten? Dat zijn vragen die in de publieke discussie regelmatig aan de orde komen.
Vrije keuze
Het anderhalfverdienersmodel heeft de afgelopen decennia ook ingang gevonden in reformatorische kring. Maar ook daar ligt het onder vuur, zij het vanuit een heel andere invalshoek. Botst een baan buiten de deur niet met de roeping van de moeder in haar gezin? Het RD schonk de afgelopen weken royaal aandacht aan deze problematiek.
In de publieke discussie beklemtonen SGP en RMU vaak dat de overheid mannen en vrouwen de vrijheid moet laten (niet alleen formeel maar ook materieel) om zelf te beslissen wie van hen zich op de arbeidsmarkt begeeft en voor hoeveel dagen per week dat zal zijn. Tactisch gezien is dat een handige uitgangspositie. Keuzevrijheid staat in onze samenleving immers hoog aangeschreven.
Maar er is natuurlijk wel meer van te zeggen en er moet ook meer van gezegd worden. De rol van de man en die van de vrouw in het gezin zijn niet verwisselbaar. Biologisch gezien is het immers de vrouw die haar kind draagt, baart en zoogt. Dat is Gods scheppingsorde. In de geschiedenis van de mensheid waren de moeders dan ook het meest betrokken bij de verzorging en opvoeding van hun kinderen. Dat hoeft ons niet te verbazen. Dat vinden we ook terug in de Bijbel.
Daarbij geldt overigens wel dat de taken van de moeders veelal niet beperkt waren tot het huishouden zoals wij dat kennen. Als de Franse historicus Le Roy Ladurie de bezigheden van vrouwen in het middeleeuwse dorp Montaillou beschrijft, geeft dat een heel gevarieerd beeld. „De vrouw droeg zorg voor het water, het vuur, de moestuin, het sprokkelhout en de keuken. Zij sneed de kolen, wiedde de korenvelden, bond de schoven, herstelde de wan, spoelde het vaatwerk bij de bron en ging, terwijl ze een brood op haar hoofd meedroeg, samen met de rondtrekkende arbeiders naar de velden om te oogsten.” Dat was niet niks!
Kleiner takenpakket
In de loop van de 19e en 20e eeuw werd het takenpakket van de huisvrouw kleiner. Dat had te maken met de toenemende welvaart. Op den duur verdienden ook de arbeiders genoeg om hun gezin te onderhouden, zodat hun vrouwen niet meer uit werken hoefden te gaan.
Daarentegen is sinds het midden van de vorige eeuw de deelname van gehuwde vrouwen aan betaalde arbeid weer aanzienlijk toegenomen. Die ontwikkeling is duidelijk ingegeven door de emancipatiegedachte. De maatschappelijke positie van de vrouw moest gelijk worden aan die van de man. Daarnaast was het aantal huishoudelijke taken gedaald door een geringer kindertal en het gebruik van allerlei huishoudelijke apparaten. De wasautomaat had zijn intrede gedaan, de voedselbereiding was veel minder tijdrovend dan vroeger, het repareren of maken van kleding loonde niet meer.
Wanneer man en vrouw beiden een baan hadden, leverde dat uiteraard een hoger gezinsinkomen op. Bovendien had een baan buiten de deur, zeker voor hoger opgeleide vrouwen, veel meer maatschappelijke status.
Geld en status zijn altijd belangrijke stimulansen voor het menselijk gedrag. Het is dan ook niet verbazend dat, na een aanvankelijke aarzeling, om niet te zeggen afwijzing, ook in reformatorische kring steeds meer gehuwde vrouwen een baan zochten.
Het ruime aanbod van deeltijdbanen in Nederland (in tegenstelling tot elders) maakte die stap gemakkelijker. Ook de toenemende mogelijkheden om van huis uit te werken, zijn hier van invloed. Personeelstekorten in het onderwijs en de zorg (met name ook in eigen kring) droegen er eveneens toe bij dat moeders kozen voor betaald werk.
Kritische vragen
Uiteraard zijn de gezinsomstandigheden zeer uiteenlopend en dat geldt ook van het netwerk waarop men zo nodig een beroep kan doen. Dat neemt niet weg dat er alle reden is om hier kritische vragen te stellen. Komt bij dit anderhalfverdienersmodel de zorg voor het gezin niet veel te veel onder druk te staan? Hoeveel tijd blijft er over om je kinderen wat wezenlijks mee te geven op de levensreis? En is de consequentie ook niet dat het kindertal klein moet blijven? Anders is het helemaal niet vol te houden.
Daarbij moeten we wel bedenken dat maatschappelijk gezien de parttime werkende vrouw steeds meer als een probleem wordt gezien. Maar dan van de andere kant bekeken. Zo’n vrouw gebruikt haar talenten onvoldoende, zo meent men. Scandinavië, waar de kinderopvang een nog veel grotere vlucht genomen heeft, geldt hierbij als voorbeeld. De maatschappelijke druk om alle moeders aan een volledige baan te helpen, zal toenemen. Die ontwikkeling moet zeker als een gevaar worden gezien.