Herders van Kerst hadden bijzondere positie
In Hadderech, het blaadje van de kleine groep Messiasbelijdende Joden in ons land, trof mij één zin: de herders van het Kerstevangelie waren geen gewone herders. De zin kwam uit ”The life and times of Jesus the Messiah” van Alfred Edersheim.
Op basis van gegevens in Joodse bronnen stelt Edersheim dat de herders in het Kerstevangelie geen gewone herders waren, maar in dienst waren van de priesters in de tempel. Die herders waren speciaal opgeleid en geïnstrueerd. Ten zuiden van Jeruzalem was in de velden van Efratha een speciaal gebied afgebakend waarin die herders hun schapen weidden.
Reeds lang (sinds rond 500) is in boeken de overlevering te vinden dat de herders tot een lagere sociale klasse behoorden. In Joodse bronnen rond het jaar 0 is echter al te vinden wat Edersheim schreef. Daarom lijkt mij dat de Joodse bronnen die zeggen dat de herders van Kerst bijzondere herders waren het bij het rechte eind hebben.
Plaats
Het was gebruikelijk dat de herders een toren bouwden. In de velden van Efratha stond ook zo’n toren, langs de weg van Jeruzalem naar Bethlehem. De Migdal-Eder, zoals die schaapskuddetoren in het Hebreeuws heet.
In Genesis 35 is Jacob met zijn gezin onderweg naar Bethlehem. Onderweg komt de bevalling van zijn hoogzwangere vrouw Rachel op gang. Jozef en Maria liepen later dezelfde weg.
Na de begrafenis van Rachel sloeg Jacob zijn tent op in Migdal-Eder. Deze naam komt ook voor in Micha 4:8, waar staat dat heil zal komen naar de Schaapstoren. Op grond van Micha 4:8 staat in het Joodse commentaar ”Targum Pseudo-Jonathan” bij Genesis 35:21 dat de komst van de Messias bij Migdal-Eder, de schaapskuddetoren, zal worden aangekondigd, geopenbaard. Dat inzicht in dat commentaar is waar gebleken, want daar zei de engel: „Zie, Ik verkondig u grote blijdschap.”
Herberg
De betekenis van het oorspronkelijke Griekse woord voor herberg (kataluma) is heel breed. Het ligt in de sfeer van gastenverblijf, rustplaats, logeerkamer, legerplaats, herstellingsoord, bovenzaal, hotelkamer, herberg. Lukas spreekt bewust van „de” herberg. Onwillekeurig lezen wij alsof er nergens in „een” herberg plaats was voor Jozef en Maria.
Die ”kataluma” is in Lukas 22:12 de bovenzaal waarin de Heere Jezus met zijn discipelen de paasmaaltijd hield. Dat houden we even in gedachten. Jozef en Maria waren dus onderweg van Jeruzalem naar Bethlehem. Gezien de korte afstand zullen langs die weg weinig of geen andere herbergen hebben gestaan. Maar langs die weg stond wel de Migdal-Eder, de schaapskuddetoren.
Onderweg komt bij Maria de bevalling op gang. Daar staat die schaapskuddetoren. In de toren was een bovenkamer. Zou Maria misschien in die bovenzaal, die kataluma, kunnen bevallen? Nee. Daar bij die priesterlijke herders, tussen dat heilige mannengezelschap, was voor Maria geen plaats. Wel beneden, op de begane grond in de toren. Daar was de schapenstal.
In die stal wierpen de ooien hun lammeren. Net zoals herders nog altijd hun schapen laten lammeren in een stal. Die begane grond was dus de kraamstal van de schaapskudde. Toen werd een heel bijzonder Lam geboren.
Kribbe
Het geboren kindje Jezus werd in de kribbe gelegd. Maar ook hier lezen wij onwillekeurig dat de engel zei dat de herders het kindje ergens in een kribbe zouden vinden. Maar Lukas gebruikt het lidwoord om aan te geven dat het om een specifieke kribbe, dé kribbe, ging. In de kraamstal stond zo’n kribbe van steen. Die kan gediend hebben als voederbak, maar sowieso ook ergens anders voor.
De priesterlijke herders fokten de schapen voor de offerdienst. Al die offerdieren moesten geschikt zijn als offerlam, zonder ziekte of gebrek. Er was één speciale soort: de eerstgeborenen. Het eerste lam dat een ooi wierp, was als eerstgeborene voor de HEERE bestemd, aan Hem gewijd. Als dat eerstgeboren lam was geboren, werd het door de herders schoongewreven. Daarna werd het in doeken gewikkeld, opdat het schoon/rein zou blijven en niet verminkt of vies zou worden! Vervolgens legden de herders dat in doeken gewikkelde lammetje in de kribbe. Daarna brachten ze het naar de tempel in Jeruzalem.
Maria baarde niet haar kind, een kind, nee, zij baarde haar eerstgeboren Zoon. En ze wond Hem in doeken. Net als de herders deden in de kraamstal. De herders wisten dan ook direct waar ze moesten zijn. Bij die kribbe natuurlijk, waarin ze ook zelf de in doeken gewikkelde lammetjes neerlegden. Ze renden naar de kraamstal toe. Ondertussen stond een heldere ster te schitteren boven de geboren Messias.
Stad
Naar welke stad zullen ze zijn gegaan, naar Bethlehem in het zuiden of Jeruzalem in het noorden? Zou het niet logisch geweest zijn dat deze priesterlijke herders naar Jeruzalem gingen!? Om het aan de priesters te gaan vertellen. Overal in Jeruzalem hebben ze het uitgebazuind. Hun bericht gonsde over het tempelplein.
Veertig dagen later loopt Maria Jeruzalem binnen, het tempelplein op. Met haar in doeken gewikkelde Kind in de armen, als kwam ze aanlopen als een priester met een eerstgeboren lam in zijn armen.
De auteur is predikant van de Hervormde wijkgemeente Oude Kerk te Zwijndrecht.