Het Woord is „vlees” geworden
Advent en Kerst belichten het heilgeheim van Jezus’ komst in het vlees. Wat betekent „komst in het vlees” voor ons mensen nu?
Bij de lezing van de Apostolische Geloofsbelijdenis gebruikt men soms in plaats van „wederopstandig van het vlees” de woorden „wederopstanding van het lichaam”, omdat men beducht is voor misverstand. Voor velen heeft „vlees” vooral een negatieve klank. Men denkt dan met name aan het Bijbelse spreken over de strijd tussen het zondige vlees en de Geest. Het is echter zaak om steeds te bedenken wat in verschillende verbanden binnen de Bijbel met het woord „vlees” wordt bedoeld.
Vermoedelijk denkt ook in de gereformeerde gezindte menigeen bij vlees in negatieve zin vooral aan ons lichaam. Het lichamelijke bestaan op zich wordt dan min of meer (on)bewust geïdentificeerd met het zondige, menselijke, lijfelijke bestaan. Daar valt veel op af te dingen.
Vlees in negatieve zin is in de Bijbel vaak uitdrukking voor de mens in zijn lichamelijke zwakheid, zijn vijandschap tegenover God en zijn verslingerd zijn aan de zonde. We lopen het gevaar om die negatieve aspecten nu ten onrechte min of meer te lokaliseren in het menselijk lichaam op zich. Dat lijkt wat naïef, maar de theologische discussies de eeuwen door hebben ons laten zien dat dit verkeerde denken wel degelijk op de loer ligt. Wanneer we die ongewenste verwarring niet onderkennen, kunnen we een bepaalde vorm van misverstaan ten opzichte van het lichaam ontwikkelen. Dat uit zich dan bijvoorbeeld in een onderwaardering of zelfs verachting van het lichamelijke bestaan. Dat heeft wel geleid tot een tweetal misvattingen.
Ten eerste valt dan het libertinisme te noemen. Het lichaam doet er dan niet zo toe. Je kunt er naar eigen goeddunken mee omgaan. Het gaat immers uiteindelijk om de geest. Sommigen in Korinthe dachten en leefden zo. Ten tweede valt te denken aan een vorm van ascetisme, waarbij vooral het aspect van de versterving de boventoon kreeg. Je moest in die visie het lichaam zien te knechten. Het lichaam was immers inferieur en bedreigend. Raak niet, smaak niet en roer niet aan, werd tot levensdevies verheven, ten koste van Gods schepping.
De kerk heeft echter een lans gebroken voor de juiste waardering van het lichaam als scheppingsgave van God. Het Kind in de kribbe drukt ons heel concreet met de neus op het heilsfeit: „Het Woord is vlees geworden!” In Zijn wonderlijk rijke heilsplan heeft God daarmee getoond dat Hij Zijn schepping, inclusief de hele mens naar lichaam en ziel, volkomen serieus neemt.
Voor de echte verlossing van de gevallen mens is de waarachtige vleeswording van de Verlosser essentieel. Hij nam geen schijnlichaam aan. Vlees en bloed werden Zijn deel uit de maagd Maria. Dat vleesgeworden heilgeheim maakt Zijn leven, lijden en liefhebben zo door en door levensecht voor mensen van vlees en bloed. Zij leren hunkeren naar het ware mens-zijn.
Als we door Gods genade zo op de Zaligmaker zien, dan stempelt dat ook onze omgang met elk menselijk lichaam in alle vormen en fasen van het bestaan. Van de prilste conceptie tot aan de laatste snik. Die geloofsvisie geeft een heerlijk perspectief op de wederopstanding van het vlees. Ons lichaam is geen bouwval, ook al ervaren we vanwege de gevolgen van de zonde nog steeds processen van afbraak in ziekte, verminking, ontluistering en dood.
Ons lichaam op zich is niet de oorzaak van onze zondige neigingen. Het echte probleem komt voort uit ons zondige hart. Dat leerde Jezus ons. Ons lichaam is door God bedoeld als tempel van de Heilige Geest en Hij roept ons op tot een offerbereid leven, met hart en mond en handen. Daarbij bepaalt onze Schepper en Verlosser de levensrichting. Dat vereist een zorgvuldige omgang met alle aspecten van ons menselijk bestaan, inclusief lijf en leden. In dat genadelicht wordt de beeldspraak van Efeze 5:29 en 30 steeds meer alomvattend.
De auteur is emeritus hoogleraar Nieuwe Testament aan de Theologische Universiteit Apeldoorn. Weerwoord gaat in op vragen over het christelijk geloof.