Succes volgende klimaattop hangt mede af van Europa
Tijdens de klimaattop in Madrid, die dit weekend werd afgesloten, bleek dat de urgentie van de vorige top in 2015 nog maar beperkt doorgedrongen is tot de wereldleiders. Europees leiderschap is nu harder nodig dan ooit.
Wat hebben de intensieve onderhandelingen op de klimaattop in Madrid opgeleverd? Om te beginnen: de top begon met een magere agenda, en dat was al zorgelijk. Maar zelfs met beperkte verwachtingen viel het resultaat tegen. Een ding is duidelijk: ”time is not on our side” voor het halen van klimaatdoelen. We hebben de tijd niet aan onze zijde.
Ter verduidelijking: de top in Madrid komt niet uit de lucht vallen. Hij bouwt voort op de succesvolle klimaattop in Parijs (2015) – waar de internationale gemeenschap besloot actie te ondernemen om de wereldwijde temperatuurstijging te beperken tot „ruim onder de 2 graden, en bij voorkeur 1,5 graden.” ‘Parijs’ heeft echter ook een achilleshiel: de uitvoering van die op zichzelf bezien krachtige mondiale doelstellingen is gebaseerd op basis van vrijwillige beloften van landen. Dat kan ook moeilijk anders, want hoe kunnen landen elkaar echt verplichten?
Twee gezichten
Maar dat betekent wel dat Parijs twee gezichten heeft. Het verdrag heeft absoluut bijgedragen aan een toenemende aandacht voor de noodzaak van klimaatbeleid. Het dient als inspiratiebron voor actie, voor landen, bedrijven en individuen. Maar het levert geen enkele verplichting op en sindsdien zijn de mondiale broeikasgasemissies gewoon verder gestegen – zelfs tot een recordhoogte van 42 gigaton CO2 in 2019.
Een nog groter probleem is dat de beloften van alle landen samen lang niet voldoende zijn om het doel te halen van „ruim onder 2 graden, bij voorkeur 1,5 graden.” Terwijl het optimale klimaatbeleid richting Parijs, met de beste balans tussen kosten en baten, uitkomt op een uitstootvermindering van 40 tot 50 procent ten opzichte van de huidige trend, leiden alle beloften bij elkaar opgeteld net tot 17 procent vermindering.
Als we dan de stap maken van nationale beloften naar daadwerkelijk uitgevoerd nationaal beleid in alle landen, dan komen we misschien uit op een schamele 6 procent vermindering. Het is weliswaar pas vier jaar sinds Parijs, maar de internationale gemeenschap is dus nog nauwelijks op weg, terwijl de grenzen van de Parijsdoelen al akelig dichtbij komen: bij het huidige uitstootniveau wordt het ”koolstofbudget” voor 1,5 graden in tien jaar overschreden. Sterker nog: sinds 2015 heeft de wereld evenveel broeikasgassen uitgestoten als het halve overgebleven 1,5-gradenbudget.
Natuurlijk hadden de ontwerpers van het Parijsakkoord dit reeds voorzien. Zo’n eerste ronde van vrijwillige beloften heeft al snel iets weg van ”laten we de kat even uit de boom kijken”. In Parijs is daarom een proces bedacht waarin landen om de vijf jaar hun beloften aanscherpen op basis van wetenschappelijke informatie.
Tijdens de onderhandelingen in Madrid bleek echter dat de urgentie van Parijs nog maar beperkt is doorgedrongen tot de wereldleiders: eigenlijk zou de uitstoot wereldwijd al vanaf 2020 omlaag moeten. Maar officieel wordt pas in 2023 bekeken of alle nationale beloften aan de maat zijn om de mondiale doelen te halen. Bovendien kunnen we op basis van Madrid nu niet echt verwachten dat landen massaal hun doelstellingen gaan aanscherpen.
Is hiermee echter alles gezegd? Zeker niet. De uitkomsten van Madrid zijn teleurstellend, maar er zijn mogelijkheden om, binnen of náást het officiële VN-proces, extra maatregelen te nemen. Het verdrag sluit niet uit dat de komende jaren nationale doelstellingen vaker worden aangescherpt, mede op basis van een beoordeling van de bijdrage van elk individueel land. Hoewel binnen de VN het moeilijk is individuele landen aan te spreken, kunnen wetenschappers en milieuorganisaties een belangrijke rol spelen om de benodigde kennis hiervoor aan te leveren.
Kleur bekennen
En scherper klimaatbeleid is ook niet onmogelijk. Hier helpt natuurlijk de technologische ontwikkelingen rond de dalende kosten voor hernieuwbare energie en elektrisch rijden en de toenemende bewustzijn bij burgers en bedrijven. Maar mogelijk het beste nieuws kwam afgelopen week niet uit Madrid, maar uit Brussel: de nieuwe Europese Commissie presenteerde de European Green Deal. Weliswaar lijkt de voorgenomen doelstelling (50 procent reductie in 2030, klimaatneutraal in 2050) niet voldoende voor het doel van een maximale temperatuurstijging van 1,5 graad, maar hij past wel degelijk bij het 2-gradendoel. De doelstelling straalt in ieder geval de nodige ambitie uit.
Het nastreven en behalen van dit doel heeft ook andere voordelen. Het vermindert onze afhankelijkheid van import van fossiele brandstoffen uit Rusland en het Midden-Oosten, vermindert luchtverontreiniging, maakt ons minder kwetsbaar voor klimaatverandering én vormt een stimulans voor technologische ontwikkeling.
Zeker met de juiste partners zou Europees leiderschap kunnen helpen om Parijs daadwerkelijk tot een succes te maken. 2020 wordt een belangrijk jaar. Ook andere landen zullen kleur moeten bekennen in de aanloop naar de nieuwe klimaattop in Glasgow. Voor het halen van de Parijsdoelen moet die top wel slagen. ”Time is not on our side”.
De auteur is senior wetenschappelijk onderzoeker Planbureau voor de Leefomgeving.