Column: Politiek heeft niet allereerst bèta’s nodig, maar wijzen
Politiek heeft meer bèta’s nodig, luidt de kop boven een column in het blad De Ingenieur van november 2019. Het stikstofdossier is volgend de auteur, drs. Henri Bontenbal, een prachtig voorbeeld van die noodzaak. Het kabinet weet eigenlijk niet goed raad met deze materie en de auteur wijt dat aan een gebrek aan bèta-expertise in de regering en de Tweede Kamer.
Inderdaad komt het de besluitvorming ongetwijfeld ten goede als er rond een bepaald dossier inhoudelijke expertise aanwezig is. Het mooist is dan als die tijdens de debatten lijfelijk aanwezig is. Toch moeten we niet onderschatten hoeveel deskundigheid er achter de schermen aanwezig is. Omdat mijn eigen schoonzoon de SGP-fractie achter die schermen ondersteunt, weet ik dat er wel degelijk expertise op de achtergrond aanwezig is en dat voor de bijdragen aan het debat volop van vakinhoudelijke know-how gebruik wordt gemaakt.
Overigens is het zo nog maar de vraag of meer vakinhoudelijke expertise de verlegenheid oplost. Die is immers voor een niet onbelangrijk deel nota bene ontstaan omdat de inhoudsdeskundigen het niet eens bleken te zijn. Het is misschien wel eerder dít, en niet zozeer een gebrek aan kennis, dat bij kabinet en Kamer de verlegenheid veroorzaakte. Nog een extra vakinhoudelijk deskundige in kabinet of Kamer erbij zou daaraan niet zo veel veranderen.
Een heel andere vraag is hoe snel deskundigen naar de overheid moeten gaan om te vertellen dat er iets aan de hand is en er iets moet gebeuren. Ik hoorde tijdens een onderwijsconferentie eerder dit jaar iemand zeggen dat de onderwijskundigen maar eens een voorbeeld moesten nemen aan de economen. Die gaan veel eerder en gemakkelijker naar de overheid om hun wetenschappelijk onderbouwde mening te geven over de te varen economische koers. Onderwijskundigen, aldus de spreker, houden veel te lang slagen om de arm en durven dan niet uit te komen voor wat ze denken dat er moet gebeuren op onderwijsgebied.
Ik had bij het horen van die redenering wat dubbele gevoelens. Is het nu zo dat onderwijskundigen te lang treuzelen om naar de overheid te stappen met hun adviezen? Of zijn wellicht de economen daarin wat al te voortvarend? Hoe zeker zijn zij van hun zaak?
De bètawetenschappen kennen voorbeelden van wetenschappers die nog maar half bewijs hadden dat hun ontdekking klopte, terwijl ze naar de media stapten om die wereldkundig te maken. Bekend is het voorbeeld van Fleischmann en Pons, die claimden een methode gevonden te hebben om kernfusie op kamertemperatuur te realiseren. Al snel bleek dat niemand anders in staat was om hun experiment te herhalen en dat riep natuurlijk de vraag op of wat zij beweerden wel klopte. Ondertussen stonden de kranten al vol van het ‘goede nieuws’ dat kernfusie nu in zicht kwam en dat het probleem van de energievoorziening wereldwijd was opgelost.
Het is zeker goed wanneer de stem van wetenschappers gehoord wordt bij het maken van overheidsbeleid. Maar als ergens de grenzen van wetenschappelijke kennis in acht genomen moeten worden, is het daar wel. Een te grote zelfverzekerdheid als basis van beleid kan nooit vruchtbare resultaten opleveren. Wetenschappers moeten dan eerlijk zijn en toch maar die slag om de arm houden die eerder genoemde spreker met wat minachting aanhaalde.
Politiek heeft niet allereerst bèta’s nodig, maar wijzen. Mensen die in staat zijn de waarde van kennis goed in te schatten en om te zetten in handelen. En als ik het mij mag veroorloven, misschien zou een enkele wijsgeer ofwel filosoof daarbij behulpzaam kunnen zijn. Een filosoof in kabinet en Kamer erbij is zeker een aanwinst. Ik denk alleen al aan mijn voorganger in Delft, prof. dr. Egbert Schuurman. Die wist altijd met veel wijsheid gebruik te maken van de input van bètawetenschappers om moties op te stellen waarbij hun kennis wel werd gebruikt, maar niet verabsoluteerd. In woord en geschrift wees hijzelf als filosoof juist op de beperkingen daarvan en op de waan van beheersing die ze gemakkelijk met zich meebrengen.
De auteur is bijzonder hoogleraar reformatorische wijsbegeerte aan de Technische Universiteit Delft.